ECLI:NL:RBDHA:2022:11810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2721 en 22_2723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot openbaarmaking van documenten

Op 10 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken met nummers 22/2721 en 22/2723, waarin verzoeker, een inwoner van Italië, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 2 februari 2022, waarin het bezwaar van verzoeker gegrond werd verklaard, maar ook niet-ontvankelijk werd verklaard voor bepaalde onderdelen. Daarnaast heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een Wob-verzoek, geregistreerd onder nummer 22/2413.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft verzoeker zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er verwarring bestond over de ingediende verzoeken, wat leidde tot de afwijzing van de verzoeken om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien verzoeker niet had aangetoond dat hij nadelige gevolgen ondervond van de situatie. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de toezegging van verweerder om geluidsopnamen niet te vernietigen voldoende was en dat verzoeker de beslissing op het beroep kon afwachten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2721 en 22/2723
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2022 op de verzoeken om een voorlopige voorziening van

mr. [verzoeker], te Italië, verzoeker

en

het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Pors).

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 2 februari 2022. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 22/1623. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder nummer 22/2721.
Verzoeker heeft ook beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dit beroep is geregistreerd onder nummer 22/2413. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder nummer 22/2723.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding plaatsgevonden op 6 oktober 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [B] en [C].

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet alleen uitspraak in de verzoeken met nummer 22/2721 en 22/2723, hoewel op de zitting ook de zaken 22/2725 en 22/2730 zijn behandeld. Er bestond namelijk verwarring over het aantal door verzoeker ingediende verzoeken. Deze verwarring is onder meer ontstaan omdat de rechtbank niet bleek te beschikken over de beroepsgronden in de zaak 22/2413, maar alleen over het formulier waarmee het beroep (digitaal) is ingediend en de bijlagen bij het beroepschrift. Ook is verwarring ontstaan omdat de rechtbank bij het aanmaken van dossiernummers uitgaat van overgelegde besluiten, terwijl verzoeker niet altijd aan de hand van besluiten stukken heeft ingediend. Verder haalt verzoeker in zijn stukken meerdere besluiten aan zodat niet altijd helder is welk stuk betrekking heeft op welk besluit. Op grond van het alsnog overgelegde beroepschrift en met name op grond van wat ter zitting naar voren is gebracht door verzoeker stelt de voorzieningenrechter vast dat de dossiers met nummer 22/2725 en 22/2730 ten onrechte zijn ingeschreven. Deze dossiernummers komen te vervallen en het door verzoeker betaalde griffierecht zal worden teruggestort.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er in beide zaken geen spoedeisend belang is. Zij overweegt daartoe het volgende.
22/2721
4. In het besluit van 2 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en alsnog de controleverklaring van de accountant over het jaar 2019 openbaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard voor zover het ziet op de gestelde niet-naleving van de Wet op het notarisambt (Wna), het door hem gestelde niet volgen van de juiste procedure tot vastlegging van de financiële verantwoording door het KNB-bestuur en voor zover het ziet op verzoeken die niet op de Wob zijn gebaseerd. Verzoeker is het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring en meent dat verweerder het stuk meteen met het besluit openbaar had moeten maken met een passende toelichting. Ook vindt verzoeker dat verweerder in zijn e-mail waarmee het besluit is toegestuurd twee onderschriften niet had mogen gebruiken. Het gaat om het onderschrift “De informatie in dit e-mailbericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Verstrekking aan en gebruik door anderen is niet toegestaan.” en “Door de elektronische verzending van het bericht kunnen er geen rechten worden ontleend aan de informatie.” Dit komt volgens verzoeker neer op een verspreidingsverbod en een bewijsrechtelijk voorbehoud.
5. Omdat verweerder opnieuw deze onderschriften heeft geplaatst in de e-mailberichten waarmee hij de besluiten van 14 april 2022 op Wob-verzoeken heeft toegestuurd, heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker wil dat de voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder deze onderschriften niet meer gebruikt en dat stukken op de juiste wijze openbaar worden gemaakt, dat wil zeggen tegelijk met het besluit, zoals voorgeschreven in artikel 6, vijfde lid, van de Wob. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd meegedeeld dat er een spoedeisend belang is, omdat het dringend is dat verweerder weet dat hij stukken op de juiste wijze openbaar moet maken. Verzoeker wijst hierbij op het algemeen belang. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat hijzelf nadelige gevolgen ondervindt van de onderschriften en de gestelde onjuiste openbaarmaking. Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat verzoeker de openbaar gemaakte stukken mag verspreiden. Daarom valt niet in te zien dat er een spoedeisend belang is dat maakt dat verzoeker de beslissing op het beroep niet kan afwachten.
22/2723
6. Het beroep met nummer 22/2413 heeft betrekking op een Wob-verzoek van verzoeker waarbij hij heeft gevraagd om een geluidsopname en een geschreven (ontwerp)verslag van de Algemene Ledenvergadering van 22 juni 2021. Verzoeker vraagt de rechtbank het (fictieve) besluit van verweerder te vernietigen, uit te spreken dat ontwerpdocumenten in beginsel vallen onder het bereik van de Wob, het besluit van de voorzitter van de ledenraad dat beknoptere notulen zullen worden gemaakt te vernietigen, het besluit van de voorzitter over het doel van de geluidsopname te vernietigen en verweerder te verbieden geluids- en beeldopnamen te vernietigen.
7. Verzoeker heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij bang is dat geluidsopnamen worden vernietigd. Verweerder heeft toegezegd dat de geluidsopnamen van de vergaderingen van 2 februari 2022 en 23 maart 2022 niet zullen worden vernietigd. Oudere opnamen zijn volgens verweerder al, zoals gebruikelijk, vernietigd. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd meegedeeld dat er toch een spoedeisend belang is, omdat de toezegging niet ziet op vergaderingen die in de toekomst plaats zullen vinden en alleen geldt zolang het onder de rechter is. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit niet betekent dat verzoeker de beslissing op het beroep niet kan afwachten. De voorzieningenrechter ziet ook geen reden om te twijfelen aan de toezegging van verweerder.
Conclusie
8. Omdat er in beide zaken geen spoedeisend belang is, wijst de voorzieningenrechter de verzoeken af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.