ECLI:NL:RBDHA:2022:11820
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. van Paridon
- S.M. Kraan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke uitkering geschil
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een uitkering ontving op basis van de Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit besluit, genomen op 13 september 2022, verlaagde haar uitkering voor de maand oktober 2022 met 100%. Na bezwaar werd dit besluit op 19 oktober 2022 gewijzigd, waarbij de verlaging werd vastgesteld op 30% voor dezelfde periode.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 26 oktober 2022. Tijdens de zitting is verzoekster verschenen, bijgestaan door [A], terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J.A. Bogaards. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake was van 'onverwijlde spoed' zoals vereist door artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In financiële geschillen is er doorgaans geen spoedeisend belang, tenzij er een acute noodsituatie dreigt, zoals faillissement of een dreigende afsluiting van nutsvoorzieningen.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij geen financiële buffer heeft en geen geld van derden wil lenen. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat de verlaging van de uitkering tot 30% gedurende een maand, in combinatie met de inkomsten uit haar onderneming, niet leidde tot een acute financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.