ECLI:NL:RBDHA:2022:11865
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot handhaving WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de wijziging van een WIA-uitkering. Eiser, die eerder als teamleider werkte, is sinds 27 maart 2017 ziekgemeld na een bedrijfsongeval. Hij ontving een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. In een besluit van 25 augustus 2020 heeft het Uwv vastgesteld dat de uitkering per 31 juli 2020 niet zou wijzigen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 9 april 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 22 september 2022 behandeld. Eiser voerde aan dat hij duurzaam volledig arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank oordeelde dat er op de datum in geding geen indicaties waren dat er geen behandelmogelijkheden waren en dat er geen verbetering te verwachten was. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.
De rechtbank baseerde haar oordeel op de medische rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerden dat er nog mogelijkheden voor verbetering waren. De rechtbank zag geen reden om een deskundige te benoemen en oordeelde dat de arbeidsdeskundige de functies correct had beoordeeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.