ECLI:NL:RBDHA:2022:11880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/3974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Haan, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. Eiseres had een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uwv geweigerd op basis van het primaire besluit van 5 augustus 2020. Het bestreden besluit van 4 mei 2021 verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres stelde dat zij voor haar achttiende verjaardag al arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende medische onderbouwing was voor deze claim. De rechtbank concludeerde dat eiseres op haar achttiende verjaardag niet duurzaam arbeidsongeschikt was en dat zij na deze datum ook niet voldeed aan de voorwaarden voor de Wajong-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank overwoog dat de diagnose fybromyalgie pas na de achttiende verjaardag van eiseres was gesteld en dat er geen bewijs was dat eiseres eerder arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om de zaak door rechtbank Rotterdam te laten behandelen, maar beide partijen stemden in met de behandeling door de Rechtbank Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3974 Wajong

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. J. de Haan,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
gemachtigde: M.A. Brouwer.

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [A], de echtgenoot van eiseres.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst af het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1993. Op [geboortedag] 2011 heeft zij haar achttiende levensjaar bereikt. Eiseres heeft van 1 augustus 2010 tot en met 13 januari 2016 drie MBO-studies afgerond. Tevens heeft zij tussen 2016 en 2018 twee parttime banen gehad voor vier uur per dag, niet elke dag. Op 2 mei 2020 heeft eiseres een Wajong-uitkering aangevraagd.
1.1
Naar aanleiding van de aanvraag heeft eiseres op 28 mei 2020 een telefonisch spreekuur met de primaire verzekeringsarts gehad. Hiervan is op dezelfde datum een rapport opgesteld. De primaire verzekeringsarts stelt dat niet gestaafd kan worden of de klachten en belemmeringen die eiseres sinds haar middelbare schoolperiode zou hebben, medische gronden hadden. Daarbij overweegt de primaire verzekeringsarts dat eiseres zelf aangeeft dat zij pas hulp is gaan zoeken voor haar klachten na haar 1e werkperiode van 2016-2017. Daarnaast komt een eerdere datum niet overeen met het functioneren van eiseres, nu zij zowel haar MBO 2,3, en 4 diploma heeft gehaald en daarna nog een jaar heeft gewerkt waarbij zij niet ziek uit dienst is gegaan. De eerste arbeidsongeschiktheidsdag van eiseres wordt mitsdien gesteld op 1 december 2017.
1.2.
De primaire verzekeringsarts overweegt voorts dat op basis van het functioneren van eiseres rond en na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, kan worden aangenomen dat eiseres, mits voldoende rekening werd gehouden met de beperkingen, ten minste vier uur per dag belastbaar was en minstens een uur aaneengesloten kon werken. Daar komt bij dat, ook al zou eiseres niet over arbeidsvermogen beschikken op dat moment, niet gesteld kan worden dat dit duurzaam was omdat nog behandeling door de reumatoloog is voorgesteld.
2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres na haar 18e verjaardag arbeidsongeschikt is geworden, zij niet in het jaar voordat zij arbeidsongeschikt werd zes maanden of langer heeft gestudeerd en omdat eiseres nog arbeidsvermogen heeft. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.1.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts in bezwaar en beroep (b&b) een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. In het rapport van 30 april 2021 concludeert de verzekeringsarts b&b dat de diagnose fybromyalgie in 2017 is gesteld. Er zijn geen medische gegevens bekend of overgelegd waaruit een eerdere diagnosestelling blijkt. De verzekeringsarts b&b gaat daarom mee met de afwijzingsgrond. Bij fybromyalgie geldt dat lichtere vormen van arbeid doorgaans mogelijk worden geacht. Eiseres is op die algemene regel geen uitzondering. Eiseres ervaart subjectief meer belemmeringen welke niet medisch objectiveerbaar zijn. Eiseres is in ieder geval vier uur per dag belastbaar en kan ook een uur aaneengesloten werken. De overige criteria (werknemersvaardigheden, een taak kunnen uitvoeren) moeten in beginsel door de arbeidsdeskundige beoordeeld worden. De praktijk heeft echter laten zien dat eiseres, ook na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, nog aan die criteria kon voldoen. De verzekeringsarts b&b onderschrijft daarom de afwijzingsgrond dat eiseres nog arbeidsvermogen heeft.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de diagnose van eiseres in 2017 is gesteld en dat geen medische gegevens bekend zijn of zijn overgelegd waaruit een eerdere diagnosestelling blijkt. Verweerder verwijst voor een verdere motivering van het standpunt naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 30 april 2021.
4. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert hiertegen aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De diensten van 4 uur per dag op haar werk hield zij niet vol, zij heeft nooit een uur aansluitend kunnen werken. De werkelijkheid was anders dan wat er in het contract stond. Op grond van het stappenplan uit het Compendium Participatiewet Wajong en SMBA (Compendium) ontbreekt bij eiseres duurzaam het arbeidsvermogen. Tot slot stelt eiseres dat zij ruim voor haar 18e verjaardag al arbeidsongeschikt was, en verwijst daarbij naar het schrijven van de reumatoloog van 23 april 2020.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De rechtbank overweegt als eerste dat kort voor de zitting is gebleken dat eiseres beroep in had moeten stellen bij rechtbank Rotterdam. Dit is wegens een verkeerde rechtsmiddelenclausule in het bestreden besluit niet gebeurd. Dit brengt mee dat niet deze rechtbank, maar rechtbank Rotterdam bevoegd is om kennis te nemen van dit beroep. Gelet op de reeds lange doorlooptijd heeft de rechtbank partijen uit oogpunt van proceseconomie de mogelijkheid geboden om de zaak door rechtbank Den Haag te laten behandelen. Partijen zijn hierbij gewezen op de mogelijkheid dat aan de onbevoegdheid van de rechtbank in hoger beroep wordt voorbijgegaan op grond van artikel 8:117 van de Algemene wet bestuursrecht, maar ook het risico dat dit bij hoger beroep niet gebeurt. Nu partijen hebben ingestemd met de behandeling door deze rechtbank, wordt een onbevoegd verklaring achterwege gelaten.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapt de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong is jonggehandicapt de ingezetene die na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in voldoende mate heeft gemotiveerd dat ten tijde van de achttiende verjaardag van eiseres geen sprake is van het duurzaam ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De diagnose fybromyalgie is eerst 10 juli 2017 gesteld, ruim zes jaar na de achttiende verjaardag van eiseres. Beide verzekeringsartsen hebben geen aanleiding gezien om aan te nemen dat eiseres op haar achttiende verjaardag reeds arbeidsongeschikt was, nu niet geverifieerd kan worden of eerder gestelde klachten en belemmeringen medisch objectiveerbaar waren. Eiseres heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vóór 1 december 2017 dan wel vóór de achttiende verjaardag van eiseres zou zijn gelegen. Dit blijkt in tegenstelling tot wat eiseres aanvoert, ook niet uit het schrijven van de reumatoloog, nu dit de anamnese van eiseres zelf betreft.
5.3.
De rechtbank is voorts van oordeel dat eiseres evenmin op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. Het begrip studerende is nader uitgewerkt in artikel 1:4 van de Wajong. Uit de stukken blijkt dat eiseres haar laatste studie in januari 2016 heeft afgerond. Hieruit volgt dat eiseres in het jaar onmiddellijk voorafgaand aan 1 december 2017 niet ten minste zes maanden studerende was. Deze grond is daarnaast ook niet door eiseres onderbouwd.
5.4.
De rechtbank overweegt ten slotte dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres arbeidsvermogen heeft. Beide verzekeringsartsen hebben dit geconcludeerd, zowel op basis van het feit dat eiseres twee dienstbetrekkingen heeft gehad waarin zij vier uur per dag werkte alsook het feit dat lichte arbeid op grond van de diagnose fybromyalgie mogelijk wordt geacht. Daarnaast heeft de primaire verzekeringsarts terecht hierbij betrokken het feit dat eiseres na haar achttiende verjaardag drie opleidingen heeft gevolgd en voltooid
.Nu eiseres derhalve over arbeidsvermogen beschikt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er duurzaam geen arbeidsvermogen is.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 10 augustus 2022 door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.