ECLI:NL:RBDHA:2022:11951
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging met moeder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een 21-jarige man uit Ghana, had de mvv aangevraagd om bij zijn moeder in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van twijfels over de identiteit van eiser en de biologische band met zijn moeder, referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor de authenticiteit van de geboorteakte en dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referent, aangezien zij sinds 2007 niet meer samenwoonden.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 18 juni 2021, waarin het bezwaar tegen de afwijzing van de mvv ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 17 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn referent aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aanwezig was, en dat de belangenafweging niet aan de orde was omdat er geen familieleven was vastgesteld.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht toegewezen, maar heeft verder geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.