ECLI:NL:RBDHA:2022:12047
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake ingebrekestelling door de Belastingdienst/Toeslagen
Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar bezwaar tegen beschikkingen van 29 november 2021. De rechtbank had op 31 augustus 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposante het beroep had ingesteld voordat de wettelijke termijn van twee weken was verstreken. De opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft niet verzocht om een zitting.
In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeert dat de opposante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ingebrekestelling eerder dan 20 juni 2022 door de Belastingdienst was ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de opposante op 30 mei 2022 een ingebrekestelling heeft verzonden, maar dat deze niet op de juiste wijze is geadresseerd. De rechtbank wijst erop dat de e-mailcommunicatie met de Belastingdienst niet kan worden beschouwd als een ontvangstbevestiging van de ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat de termijn voor het indienen van het beroep is aangevangen op 20 juni 2022 en dat het beroep, dat op 21 juni 2022 is ingediend, prematuur was. Daarom blijft de eerdere uitspraak van 31 augustus 2022 in stand en wordt het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.