Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
Hij wenst verblijf bij referente, [A]. Zij heeft de Poolse nationaliteit. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen en stelt zich op grond van een afgenomen gehoor, op het standpunt dat sprake is van een schijnrelatie, die enkel is aangegaan om het in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 april 2004 betreffende recht op vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (Verblijfsrichtlijn) neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten, waarop anders geen aanspraak zou kunnen worden gemaakt. Verweerder baseert zich op tegenstrijdige verklaringen die tijdens de hoorzitting zijn afgelegd. De aanvraag is daarom afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser voert zakelijk en samengevat weergegeven aan dat er geen sprake is van
voldoende objectieve indicatoren die onderzoek naar de aard van de relatie rechtvaardigen. Daarom had geen hoorzitting mogen plaatsvinden. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder ten onrechte tot de conclusie komt dat sprake is van een schijnrelatie.
3. In paragraaf 4.2 van de richtsnoerenstaat dat lidstaten individuele gevallen mogen onderzoeken wanneer een gegrond vermoeden van misbruik of fraude bestaat. Dat mag pas – kort gezegd en voor zover relevant – als er vooraf indicatoren zijn die doen vermoeden dat de door de Verblijfsrichtlijn verleende rechten waarschijnlijk zijn misbruikt, met als enig doel inbreuk te maken op de nationale immigratiewetgeving.
4. In de richtsnoeren is de volgende niet-limitatieve opsomming gegeven van factoren die onderzoek rechtvaardigen:
- de echtgenoten hebben elkaar vóór hun huwelijk nooit ontmoet;
- de echtgenoten geven elkaars personalia, de omstandigheden waarin zij elkaar hebben leren kennen of andere belangrijke persoonlijke gegevens die henzelf betreffen, verkeerd weer;
- de echtgenoten spreken geen taal die beiden verstaan;
- er is bewijs dat er met het oog op de sluiting van het huwelijk geld is betaald of giften zijn gedaan (met uitzondering van geldbedragen of giften die bij wijze van bruidsschat zijn betaald/gedaan in culturen waar dat de normale gang van zaken is);
- uit de levensloop van een van de echtgenoten of van beide echtgenoten komen bewijzen naar voren betreffende eerdere schijnhuwelijken of andere misbruiken en fraude ter verkrijging van een verblijfsrecht;
- het gezinsleven wordt pas ontwikkeld nadat het verwijderingsbesluit is genomen;
- er volgt een echtscheiding kort nadat de betrokken onderdaan van een derde land een verblijfsrecht heeft verkregen.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State (Afdeling)heeft verweerder beoordelingsruimte ten aanzien van de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen. De in de richtsnoeren opgenomen lijst met concrete aanwijzingen die kunnen leiden tot het instellen van een onderzoek naar eventueel misbruik heeft een niet-limitatief karakter. Het staat verweerder dan ook vrij andere omstandigheden in de beoordeling te betrekken. Het vorenstaande laat onverlet dat de bestuursrechter kan toetsen of de door verweerder daartoe in aanmerking genomen concrete aanwijzingen het instellen van een onderzoek rechtvaardigen.
6. In dit geval heeft verweerder volgens het primaire besluit onderzoek ingesteld op basis van de volgende indicatoren:
Eiser is op illegale op illegale wijze Nederland ingereisd en verbleef illegaal in Nederland voorafgaand aan de aanvraag;
Eiser stelt dat hij een relatie met referente heeft sinds maart 2019 en dat zij met elkaar samenwonen vanaf 10 november 2019. Verweerder vindt het opmerkelijk dat eiser de aanvraag pas op 24 juli 2020 heeft ingediend en zich pas op 16 december 2020 heeft ingeschreven in de BRP;
Referente is tot mei 2019 getrouwd geweest met een andere man van Nigeriaanse afkomst en verblijfsgever voor hem was;
Het is vreemd dat de relatie startte in maart 2019, terwijl de scheiding van referente pas in mei 2019 officieel was en referente na haar scheiding de achternaam van haar ex-man bleef voeren;
Op de Facebookpagina van referente staan foto’s van een reis met haar ex-man in februari 2019 naar de VS, terwijl zij verklaard vanaf januari 2019 contact met eiser te hebben;
Uit de BRP blijkt dat de ex-man van referente nog tot 18 november 2019 op het adres van referente ingeschreven heeft gestaan. Terwijl uit de overgelegde verklaringen blijkt dat referente en eiser vanaf 10 november 2019 samenwonen;
Volgens verweerder blijkt uit de bij de aanvraag overgelegde WhatsApp conversatie van eiser en referente dat de gesprekken aanvangen op 3 september 2019. Dit is volgens verweerder opmerkelijk, omdat eiser heeft gesteld dat hij referente al sinds januari 2019 zou kennen. Verder blijkt er uit de inhoud van de gesprekken niet dat zij elkaar op dat moment al lang kende en een langdurige relatie hadden. Het bevat volgens verweerder een oppervlakkig gesprek;
Er is een opvallend leeftijdsverschil tussen eiser en referente; referente is 18 jaar ouder.
7. De rechtbank stelt voorop dat de door verweerder genoemde indicatoren van andere aard zijn dan de in de richtsnoeren genoemde indicatoren. Referente is eerder verblijfsgever voor een Nigeriaanse man geweest, maar er zijn geen aanwijzingen voor eerder misbruik of fraude in verband daarmee. Dat referente eiser leerde kennen terwijl zij nog getrouwd was met haar ex-man, is evenmin een factor die maakt dat een vermoeden van misbruik kan worden aangenomen. Datzelfde geldt voor de overige genoemde omstandigheden. Dat er geen gegevens over eerdere whatsapp-gesprekken dan per september 2019 zijn, maakt niet dat eiser en referente elkaar niet in januari 2019 kunnen hebben leren kennen. Dat de aard van die conversatie oppervlakkig is, maakt dat niet anders. Ter zitting is daar een verdere, toereikende uitleg over gegeven. Ook het leeftijdsverschil tussen eiser en referente is geen onderscheidende indicator.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de genoemde factoren geen gegrond vermoeden voor het bestaan van een schijnrelatie kunnen ontlenen en had verweerder niet tot nader onderzoek kunnen overgaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op het punt van de rechtvaardiging om nader onderzoek te doen naar de vraag of bij eiser en referente sprake is van misbruik als bedoeld in de Richtlijn op een ondeugdelijke motivering berust. Reeds daarom is het beroep gegrond. Aan bespreking van de overige gronden komt de rechtbank niet meer toe. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit op bezwaar nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder de proceskosten van eiser vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoeden.