ECLI:NL:RBDHA:2022:12279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
NL22.17571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische statushouder niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Bulgarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Syrische statushouder. Eiser, die op 10 juli 2022 asiel heeft aangevraagd in Nederland, heeft eerder internationale bescherming gekregen in Bulgarije op 3 mei 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser op 5 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser een sterke band met Bulgarije heeft en het redelijk is dat hij naar dat land terugkeert. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in Bulgarije over een verblijfsdocument beschikt en dat hij niet heeft aangetoond dat hij in een situatie van materiële deprivatie zal komen bij terugkeer.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiser, ondanks dat hij met onbekende bestemming is vertrokken, nog steeds procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat zijn gemachtigde contact met hem heeft onderhouden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17571
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Op 10 juli 2022 heeft hij een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser sinds 3 mei 2022 in Bulgarije internationale bescherming geniet. Om die reden heeft eiser een sterke band met Bulgarije en is het dan ook redelijk dat eiser naar dat land terug zal gaan. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat daarom niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3. Eiser voert aan dat in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij naar Bulgarije terugkeert. Eiser stelt zich op het standpunt dat de situatie voor statushouders in Bulgarije in strijd is met artikel 3 van het EVRM2 en artikel 4 van het Handvest.3 Bij terugkeer naar Bulgarije zal hij in een toestand terechtkomen van zeer verregaande materiele deprivatie. Zo
1. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden.
3 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
heeft eiser in Bulgarije geen mogelijkheid om te integreren, om te werken, hij heeft geen fatsoenlijke huisvesting, en geen toegang tot daadwerkelijke medische zorg. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser verwezen naar het AIDA4 rapport van 23 februari 2022, een rapport van het USDOS5 van 12 april 2022, een rapport van de mensenrechtenraad van de VN6 van 19 mei 2020, een rapport van Nils Muiznieks van de Raad van Europa van 22 juni 2015 en een rapport van de SFH7 van 30 augustus 2019.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Procesbelang
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de – ambtshalve te beantwoorden – vraag gesteld of in deze zaak sprake is van procesbelang. Uit de brief van verweerder van 29 september 2022 is gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Gemachtigde van eiser heeft op 4 oktober 2022 laten weten dat zij nog steeds contact heeft met eiser. Ter zitting heeft de gemachtigde verder toegelicht dat zij eind september 2022 voor het laatst contact heeft gehad met eiser over de gang van zaken omtrent de behandeling van het beroep.
5. Volgens vaste jurisprudentie8 geldt dat indien een vreemdeling in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming is vertrokken, zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog steeds contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
6. Gezien het contact tussen de gemachtigde en eiser kan de rechtbank niet vaststellen dat eiser niet langer prijs stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Niet gezegd kan worden dat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van dit beroep.
7. Het beroep is dan ook in zoverre ontvankelijk.
Internationale bescherming
8. Niet in geschil is dat eiser in Bulgarije internationale bescherming geniet. Ook is niet in geschil dat eiser beschikt over een Bulgaars verblijfsdocument.
9. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Bulgarije voor statushouders zijn internationale verplichtingen nakomt.9 Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat zich in zijn zaak feiten en omstandigheden voordoen op basis waarvan aannemelijk is dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet zal
4 Asylum Information Database.
5 U.S. Department of State.
6 Verenigde Naties.
7 Schweizerische Flüchtlingshilfe.
8 Bijvoorbeeld: de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
9 Zie voor dit oordeel ook de uitspraken van de Afdeling van 16 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2857, en van 15 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1119.
nakomen. Hiervoor geldt wel een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. Eiser moet in een ‘toestand van zeer verregaande materiele deprivatie’ komen vanwege de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaten, zodanig dat de lidstaat niet kan voorzien in de belangrijkste basisbehoeften.10
10. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat eiser hierin niet is geslaagd. Hiervoor heeft verweerder terecht overwogen dat de door eiser overgelegde stukken dateren van voor de Afdelingsuitspraak van 15 april 2022.11 Dat eiser geen eigen bedrijf kon starten omdat hij geen geld voor een lening kon krijgen, maakt nog niet dat de situatie in Bulgarije sindsdien dusdanig is verslechterd. Verweerder is dan ook terecht van deze Afdelingsjurisprudentie uitgegaan. Verder merkt verweerder terecht op dat statushouders in Bulgarije dezelfde toegang hebben tot sociale voorzieningen en medische zorg als de Bulgaarse staatsburgers. Bij voorkomende problemen is het aan eiser om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten, niet is gebleken dat deze eiser niet willen of kunnen helpen.
11. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij zelf inspanningen verricht om zijn rechten als statushouder te effectueren. Verweerder overweegt terecht dat eiser daarvan geen blijk heeft gegeven. Uit het relaas van eiser blijkt dat eiser op 3 mei 2022 bericht heeft gekregen dat hem een status is verleend en dat hij op 21 juni 2022 Bulgarije heeft verlaten.12 Niet is gebleken dat eiser in deze periode hulp heeft ingeroepen van de Bulgaarse autoriteiten. De stelling van eiser dat de Bulgaarse autoriteiten corrupt, onverschillig en racistisch zijn, volgt verweerder terecht niet, nu deze niet is onderbouwd.
Conclusie
12. Verweerder heeft terecht de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
10 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ibrahim van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:219).
12 Pagina 5 van het rapport gehoor bescherming EU van 30 augustus 2022.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR23192930

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.