ECLI:NL:RBDHA:2022:12294
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van ouderschap en rechtmatig gezag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een minderjarige met de Tanzaniaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn referente, [A], te kunnen verblijven. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat referente niet had aangetoond dat eiser haar juridische of biologische kind is en dat zij rechtmatig gezag over hem heeft. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in staat is geweest om de vereiste (gelegaliseerde) geboorteakte over te leggen, die als bewijs dient voor het juridisch ouderschap. Eiser heeft weliswaar een verklaring overgelegd waarin wordt gesteld dat hij de zoon van referente is, maar deze verklaring is niet als objectief verifieerbaar bewijs aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van het beleid wordt afgeweken. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij feitelijk tot het gezin van referente behoort en dat zij rechtmatig gezag over hem heeft.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.