In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) door eiseres, een minderjarig meisje van Eritrese afkomst. Eiseres had verzocht om verblijf in Nederland bij haar halfbroer, maar kon niet de identiteit van haar biologische moeder, haar familierechtelijke relatie met haar en het overlijden van haar moeder aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen identiteitsdocumenten heeft overgelegd en dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terecht geen nader identificerend onderzoek heeft hoeven aanbieden. Eiseres had aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen DNA-onderzoek had aangeboden en dat haar vader en stiefmoeder gehoord hadden moeten worden. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een hoorzitting, aangezien de identiteit van de biologische moeder en de familierechtelijke relatie niet konden worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.