ECLI:NL:RBDHA:2022:1231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
20/9403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) door eiseres, een minderjarig meisje van Eritrese afkomst. Eiseres had verzocht om verblijf in Nederland bij haar halfbroer, maar kon niet de identiteit van haar biologische moeder, haar familierechtelijke relatie met haar en het overlijden van haar moeder aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen identiteitsdocumenten heeft overgelegd en dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terecht geen nader identificerend onderzoek heeft hoeven aanbieden. Eiseres had aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen DNA-onderzoek had aangeboden en dat haar vader en stiefmoeder gehoord hadden moeten worden. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een hoorzitting, aangezien de identiteit van de biologische moeder en de familierechtelijke relatie niet konden worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9403

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) afgewezen.
Bij besluit van 2 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 per Skypeverbinding op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres stelt geboren te zijn op [geboortedag] 2009 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Zij beoogt verblijf in Nederland bij haar gestelde halfbroer, [referent] (referent).
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd omdat eiseres onder meer haar identiteit en die van haar biologische moeder niet heeft aangetoond. Evenmin heeft zij de familierechtelijke relatie met haar biologische moeder en referent aangetoond.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft ten onrechte geen DNA-onderzoek aan eiseres aangeboden, terwijl de rest van de gezinsleden dat wel heeft gehad. Ook had verweerder haar vader en stiefmoeder nader moeten horen. Verweerder had de belangen van eiseres, als kind van 11 jaar, voorop moeten stellen. Als aan de rest van haar gezin wel een mvv wordt verleend, zal zij alleen in Ethiopië moeten achterblijven. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte niet gehoor in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen identiteitsdocumenten van haarzelf of haar biologische moeder heeft overgelegd, noch documenten ten aanzien van de familierechtelijke relatie met, dan wel het overlijden van, haar biologische moeder. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder bewijsnood heeft aangenomen ten aanzien van het overleggen van een officieel identiteitsdocument door eiseres, gelet op haar minderjarigheid, maar niet ten aanzien van de identiteit van en de familierechtelijke relatie met haar biologische moeder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen bewijsnood hoeven aannemen ten aanzien van de documenten van haar biologische moeder nu eiseres geen verschoonbare reden heeft voor het niet overleggen van die documenten. Uit het Algemeen Ambtsbericht [1] blijkt dat bij een overlijden een overlijdensakte wordt opgemaakt. Verweerder mag er dan ook vanuit gaan dat eiseres aan de overlijdensakte van haar moeder kan komen. Dat het financieel en praktisch lastig is om in contact te komen met de familie van haar biologische moeder, volgt de rechtbank niet. Niet is gebleken dat eiseres zich daadwerkelijk heeft ingespannen om in contact te komen met de familie van haar moeder. Daarnaast zou haar vader een verklaring van zijn vaderschap en het overlijden van haar moeder hebben afgelegd bij de Sub-Zoba. Niet is gebleken dat haar vader inspanningen heeft verricht om van die registratie een document te overleggen. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eiseres de identiteit van haar biologische moeder en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar biologische ouders alsmede het overlijden van haar biologische moeder niet heeft aangetoond. Bij die stand van zaken wordt aan een afweging van de belangen van een minderjarige, zoals eiseres, niet toegekomen.
4.1.
Gelet op vorenstaande heeft verweerder geen nader identificerend onderzoek hoeven aanbieden. Zo lang niet duidelijk is wie de biologische moeder is en of zij is overleden kan niet worden vastgesteld of eiseres in aanmerking komt voor een nareisvergunning. De uitkomst van een DNA onderzoek dat betrekking heeft op eiseres en haar vader of een identificerend gehoor doet daar niet aan af.
4.2.
Nu eiseres er niet in is geslaagd de identiteit van en de familierechtelijke relatie met de biologische moeder alsmede haar overlijden aan te tonen, wordt niet toegekomen aan de vraag of sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM [2] tussen eiseres en de overige gezinsleden. De verwijzing van eiseres ter zitting naar een ongepubliceerde uitspraak, zonder die uitspraak aan de rechtbank en verweerder over te leggen, laat de rechtbank, gelet op de goede procesorde, buiten beschouwing.
4.3.
Verder heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om de vader en/of stiefmoeder van eiseres te horen. Een hoorzitting kan immers niet tot een ander oordeel leiden, nu eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de aanvraag. Verweerder heeft daarom niet in strijd met artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht gehandeld.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Eritrea van 30 november 2020.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.