In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had eerder meerdere aanvragen ingediend die ook waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser opnieuw was afgewezen omdat deze werd beschouwd als een herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden, zoals vereist onder artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser had niet aangetoond dat hij voldeed aan het middelenvereiste en de rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten, zoals jaarrekeningen en een ondernemingsplan, niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aan de voorwaarden voor de aanvraag voldeed en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter M.M. Meijers, in aanwezigheid van griffier F.E.J. Valk, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.