ECLI:NL:RBDHA:2022:1234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AWB 21/254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake administratief beroep tegen weigering als erkend referent op te treden door de Erasmus Universiteit Rotterdam

In deze zaak heeft eiser administratief hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) om als erkend referent op te treden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft het administratief beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 7 december 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Eiser, geboren in 1994 en van Surinaamse nationaliteit, beoogt verblijf in Nederland om te studeren aan de EUR. Hij stelt dat de EUR niet gemotiveerd heeft waarom het administratief beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet bevoegd was om een beslissing te nemen op het administratief beroep van eiser, aangezien de bevoegdheid om als referent op te treden bij de EUR ligt. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de weigering van de EUR om als referent op te treden een beschikking is in de zin van de Vreemdelingenwet.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het administratief beroep van eiser moet worden doorgezonden naar de EUR. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

Op 30 april 2020 heeft eiser administratief beroep ingesteld tegen de email van 2 april 2020 waarin de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) heeft geweigerd om ten behoeve van eiser als referent op te treden.
In het besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 per Skypeverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Hij beoogt verblijf in Nederland om te studeren aan de EUR.
2. Verweerder heeft het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het aan de EUR is om te bepalen of zij erkend referent willen zijn van eiser.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder niet gemotiveerd heeft waarom het administratief beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er doet zich namelijk geen van de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde situaties voor op grond waarvan een administratief beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft administratief beroep ingesteld tegen de weigering van de EUR om als erkend referent op te treden omdat die beslissing met een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden gelijkgesteld, gelet op het bepaalde in artikel 72 lid 3 Vreemdelingenwet (Vw). Verder heeft verweerder niet gemotiveerd dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning studie niet alleen door de erkend referent kan worden ingediend. Eiser staat ingeschreven op de EUR en volgt daar daadwerkelijk onderwijs, hetgeen normaal leidt tot het indienen van een aanvraag door de erkende referent.
4. In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen en voor vernietiging in aanmerking komt. Eiser had zich tot de EUR moeten wenden dan wel had verweerder het administratief beroep moeten doorzenden aan de EUR. Verweerder verzoekt daarom het beroep gegrond te verklaren en het administratief beroep door te zenden aan de EUR. Verweerder verzet zich niet tegen een veroordeling in de proceskosten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet bevoegd was om een beslissing te nemen op het administratief beroep van eiser. De bevoegdheid om een student tot een onderwijsinstelling toe te laten dan wel als referent op te treden ligt bij de desbetreffende onderwijsinstelling. [1] De beslissing om al dan niet voor eiser als referent op te treden ligt dus bij de EUR en niet bij verweerder. Eisers betoog dat de weigering van de EUR om als referent op te treden een ter uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) genomen beschikking is als bedoeld in artikel 77 van de Vw, volgt de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook niet. Evenmin volgt de rechtbank eiser in zijn betoog dat het hebben van een referent geen voorwaarde is om voor een verblijfsvergunning met als doel studie in aanmerking te komen. Zonder referent kan verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning studie niet inwilligen, nu het ontbreken van een referentverklaring een zelfstandige afwijzingsgrond is. Al het voorgaande dient er toe te leiden dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder moet het administratief beroep door sturen naar de EUR.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het administratief beroep van eiser moet worden doorgezonden aan de EUR.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,- per punt en wegingsfactor 1). Verder bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • gelast de doorzending van het administratief beroep van eiser naar de Erasmus Universiteit Rotterdam;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Volgens punt 4.4 van de Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs: “De onderwijsinstelling zal de internationale student schriftelijk en gemotiveerd toelating en/of inschrijving weigeren wanneer deze niet aan de door de onderwijsinstelling en/of de opleiding gestelde eisen voldoet. De onderwijsinstelling vermeldt hierbij de rechtsmiddelen, die door de internationale student in verband met de weigering kunnen worden gehanteerd.”