ECLI:NL:RBDHA:2022:12359
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, terwijl de verweerder niet ter zitting verscheen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten, zoals Spanje, de rechten van asielzoekers respecteren. Eiser voerde aan dat er in Spanje onvoldoende opvang en rechtsbijstand beschikbaar zou zijn, en verwees naar een AIDA-rapport. De rechtbank oordeelde echter dat de problemen met toegang tot opvang niet zodanig structureel zijn dat er een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bestaat.
De rechtbank concludeerde dat het aan eiser was om aan te tonen dat in zijn specifieke situatie het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, wat niet is gelukt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op dezelfde dag.