ECLI:NL:RBDHA:2022:12359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
NL22.6700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, terwijl de verweerder niet ter zitting verscheen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten, zoals Spanje, de rechten van asielzoekers respecteren. Eiser voerde aan dat er in Spanje onvoldoende opvang en rechtsbijstand beschikbaar zou zijn, en verwees naar een AIDA-rapport. De rechtbank oordeelde echter dat de problemen met toegang tot opvang niet zodanig structureel zijn dat er een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bestaat.

De rechtbank concludeerde dat het aan eiser was om aan te tonen dat in zijn specifieke situatie het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, wat niet is gelukt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.6700
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.6701, op 17 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
2. Eiser voert aan dat ten aanzien van Spanje voor Dublin-terugkeerders niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder moet onderzoeken en beoordelen of gezien de specifieke situatie van eiser sprake is van strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hv). Dit heeft verweerder ten onrechte niet gedaan. Eiser zal in Spanje onvoldoende toegang hebben tot opvang en hij zal niet de nodige rechtsbijstand krijgen. Eiser verwijst hierbij naar het AIDA-rapport van
25 maart 2021.
3. Verweerder heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2022.1 Uit die uitspraak blijkt dat het voor Dublin-terugkeerders moeilijk is om toegang te krijgen tot opvang, maar ook dat Spanje maatregelen heeft genomen om deze
toegang te verbeteren. Verder volgt uit die uitspraak dat niet is gebleken dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Spanje. Volgens verweerder mag daarom van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan.
4. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Uit het AIDA-rapport van 25 maart 2021 kan weliswaar worden opgemaakt dat er problemen zijn geweest met de toegang tot de opvang in Spanje, specifiek voor Dublinclaimanten, maar niet is gebleken dat de problemen dermate structureel en ernstig zijn dat bij overdracht aan Spanje op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Hv. Verweerder was daarom niet gehouden om nader onderzoek te doen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2022 door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
31 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.