ECLI:NL:RBDHA:2022:1236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AWB 21/473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid op basis van prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Eiseres, een Russische nationaliteit houdende vrouw, had een aanvraag ingediend voor verblijf op basis van arbeid in loondienst bij haar werkgever. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op basis van een negatief advies van het UWV, waarin werd gesteld dat er prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig was voor de functie die eiseres vervulde. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat haar specifieke vaardigheden en talenkennis van groot belang waren voor haar werkgever, die niet in staat was om een geschikte kandidaat te vinden voor de functie. De rechtbank heeft het beroep behandeld en geconcludeerd dat het UWV-advies zorgvuldig en inzichtelijk was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er prioriteitgenietend aanbod aanwezig was en dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de vergunning. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/473

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Francietti-Verweij).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid met als verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ afgewezen.
Bij besluit van 30 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 per Skypeverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [A] , jurist bij het UWV.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Russische nationaliteit. Zij beoogt verblijf op grond van haar werk bij ‘ [werkgever] ’ (werkgever).
2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van het negatieve advies van het UWV [1] van 20 februari 2020, nu niet is aangetoond dat met de aanwezigheid van eiseres een wezenlijk Nederlands (arbeidsmarkt)belang wordt gediend en omdat eiseres niet aan het middelenvereiste voldoet.
2.1.
In het bestreden besluit handhaaft verweerder, onder verwijzing naar een nieuw advies van het UWV van 28 december 2020, de afwijzing van de aanvraag omdat er prioriteitgenietend aanbod voor de functie van eiseres op de arbeidsmarkt aanwezig is, maar werpt eiseres niet langer tegen dat zij niet aan het middelenvereiste voldoet.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Met haar aanwezigheid dient zij wel een wezenlijk Nederlands belang. Door haar talenkennis en specifieke vaardigheden is zij van groot belang voor de werkgever en de handel met Polen, Rusland en Oekraïne. De combinatie van kennis, vaardigheden en goede beheersing van verschillende talen van eiseres heeft geleid tot een betere bedrijfsvoering, waardoor haar werkgever 80 procent minder werk heeft hoeven uitbesteden. Daarnaast heeft de werkgever via verschillende uitzendbureaus geprobeerd de functie van eiseres te vervullen, maar is er niet in geslaagd om een geschikte kandidaat te vinden. Inmiddels heeft de werkgever de handel met Oost-Europa moeten staken omdat niemand de functie kan vervullen.
Wat zijn de regels?
4. Artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) bepaalt dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het doel ‘arbeid in loondienst’ kan worden verleend als geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 16 van de Vw en artikelen 8 en 9 van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
4.1.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav bepaalt dat een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt geweigerd indien voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat een advies van het UWV een deskundigenadvies is. Als verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij nagaan dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [2] Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het advies van het UWV van 28 december 2020 naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. In het advies is uitgegaan van de functieomschrijving, het daarbij behorende takenpakket, de vereiste vooropleiding en de arbeidsovereenkomst. Naar aanleiding van onderzoek van het werkzoekenden-bestand van het UWV is gemotiveerd geconcludeerd dat er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is op de arbeidsmarkt. Zo staan er in dit bestand 1924 kandidaten ingeschreven als werkzoekende voor een functie als die van eiseres. De stelling van de werkgever dat er geen geschikte kandidaten zijn en dat de elf kandidaten die hij via het uitzendbureau op proef had niet voldeden, is onvoldoende onderbouwd. Nu het spreken van de Poolse taal en Russische taal een vereiste is, mocht van de werkgever worden verwacht worden dat hij Pools- en Russischsprekende kandidaten in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld Estland, Letland en Litouwen zou zoeken. Niet is aangetoond dat de werkgever dat heeft gedaan. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan niet leiden tot de conclusie dat het UWV-advies onvoldoende inzichtelijk of concludent is. Verweerder heeft het advies daarom aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
6. Verweerder heeft, gelet op het advies van het UWV van 28 december 2020, de aanvraag terecht afgewezen nu er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is voor de functie die eiseres vervulde bij [werkgever] . Dat eiseres voor de werkgever de ideale kandidaat is, maakt niet dat de werkgever aan het prioriteitgenietend aanbod voorbij mag gaan. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.31, eerste lid, van het Vb.
7. Het betoog van eiseres dat verweerder een belangenafweging had moeten maken op grond van 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, slaagt niet. Artikel 8 van de Wav is dwingendrechtelijk van aard. Dat geldt ook voor artikel 3.31 van het Vb nu de afwijzingsgrond van artikel 8 van de Wav van toepassing is. Er bestaat voor verweerder daarom geen ruimte voor een belangenafweging.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:575.