ECLI:NL:RBDHA:2022:12379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
20/6508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor woningverhuur aan particulieren in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Sociaal Cultureel Werk d'Eglise Evangelique de la Haye en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, eigenaar van de pastoriewoning aan de Beresteinlaan 261 in Den Haag, had op 9 september 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het gebruik van de pastoriewoning voor woningverhuur aan particulieren. De aanvraag werd geweigerd door verweerder, die stelde dat de aangevraagde activiteit in strijd was met het bestemmingsplan en de goede ruimtelijke ordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de pastoriewoning onder het bestemmingsplan ‘Bouwlust’ valt, dat de bestemming ‘Maatschappelijk - 2’ heeft. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de pastoriewoning niet bestemd is voor woningverhuur aan particulieren. Eiseres voerde aan dat de pastoriewoning altijd als woning heeft gediend voor de pastoor en dat verhuur aan particulieren op grond van overgangsrecht zou zijn toegestaan. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van strijdig gebruik op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, waardoor het overgangsrecht niet van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukte dat de pastoriewoning en het kerkgebouw dezelfde maatschappelijke bestemming hebben en dat de verhuur aan particuliere huurders de ruimtelijke uitstraling zou veranderen, wat niet in lijn is met de bestemming. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2022 in de zaak tussen

Stichting Sociaal Cultureel Werk d'Eglise Evangelique de la Haye, uit Den Haag, eiseres
(gemachtigde: mr. E.M. Prins),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).

Inleiding

Eiseres is eigenaar van het pand aan de Beresteinlaan 261 in Den Haag (de pastoriewoning). Op 9 september 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het gebruik van de pastoriewoning voor woningverhuur aan particulieren. De aanvraag ziet op de activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder in het besluit van 10 december 2019 (het primaire besluit) geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Het primaire besluit berust op het standpunt dat de aangevraagde activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het besluit van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder – conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften – het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat een afwijking van de regels van het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet wenselijk is. Er kan ook geen tijdelijke omgevingsvergunning worden verleend wegens strijd met de goede ruimtelijke ordening.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [A], penningmeester van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld te bekijken wat de stand van zaken is van het contact tussen eiseres en verweerder ten aanzien van de huisvesting van kwetsbare jongeren en of daarbij ook sprake zou zijn van wonen. Verder is verweerder in de gelegenheid gesteld te beschrijven of het binnen de maatschappelijke bestemming past om de conciërge van de kerk in de pastoriewoning te laten wonen.
Op 7 juni 2022 heeft de rechtbank nadere stukken van verweerder ontvangen. De reactie van eiseres hierop is op 4 juli 2022 ontvangen.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Bouwlust’ (het bestemmingsplan). De pastoriewoning heeft – voor zover van belang – de enkelbestemming ‘Maatschappelijk - 2’.
1.2
In artikel 13.1 van het bestemmingsplan is neergelegd dat de voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bibliotheek;
b. medische en paramedische voorzieningen, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan functies die niet kunnen worden aangemerkt als 'andere geluidgevoelige gebouwen' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
c. openbare dienstverlening;
d. religie;
e. verenigingsleven;
f. welzijnsvoorzieningen;
en ter plaatse van de functieaanduiding:
g. 'nutsvoorziening" (nv) tevens voor een nutsvoorziening,
een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, ongebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
1.3
De aanvraag is in strijd met artikel 13.1 van het bestemmingsplan omdat het pand niet is bestemd voor woningverhuur aan particulieren. Het bestemmingsplan bevat geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a en 1°, van de Wabo.
1.4
Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om voor afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. De rechtbank toetst of verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen de gevraagde omgevingsvergunning al dan niet te verlenen.
2.1
Eiseres voert aan dat de pastoriewoning een aparte woning is naast het kerkgebouw. Beide gebouwen hebben een eigen ingang die op een plein uitkomen en zijn niet onderling te bereiken. Daarnaast maakt het voor de ruimtelijke uitstraling niet uit of er een pastoor in de pastoriewoning woont of particuliere huurders. Het zijn beide vormen van wonen. Het is onbegrijpelijk dat het op grond van het bestemmingsplan wel is toegestaan om een pastoor in de pastoriewoning te laten wonen, maar dat particuliere huurders niet zijn toegestaan.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de pastoriewoning ruimtelijk gezien onderdeel uitmaakt van het kerkgebouw en niet wordt gezien als een separate woning. Daarom rust op zowel het kerkgebouw als de pastoriewoning dezelfde maatschappelijke bestemming. Ruimtelijk gezien heeft de pastoriewoning niet de uitstraling van een woning. Voor de ruimtelijke uitstraling is niet alleen de uiterlijke verschijningsvorm van belang, maar ook het gebruik en de maatschappelijke functie. Indien de pastoriewoning zal worden verhuurd aan particuliere verhuurders, verandert de ruimtelijke uitstraling en is er niet langer sprake van een maatschappelijke bestemming maar van de bestemming wonen.
2.3
De rechtbank stelt vast dat op de pastoriewoning dezelfde bestemming rust als op het kerkgebouw, namelijk ‘Maatschappelijk - 2’. Van een woning met een aparte woonbestemming is dus geen sprake. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder op deze wijze voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het wonen door een pastoor in de pastoriewoning valt onder de bestemming ‘Maatschappelijk - 2’ en dat het wonen door particuliere huurders in de pastoriewoning valt onder de bestemming ‘Wonen’.
3.1
Eiseres voert aan dat op grond van het overgangsrecht verhuur aan particulieren is toegestaan, omdat de pastoriewoning altijd als woning heeft gediend voor de pastoor.
3.2
Ingevolge artikel 31.2, eerste lid, van het bestemmingsplan is het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
3.3
Uit 2.2 en 2.3 volgt dat bewoning door de pastoor in de pastoriewoning niet in strijd is met de bestemming ‘Maatschappelijk - 2’. Nu geen sprake is van strijdig gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, is het overgangsrecht niet van toepassing op deze situatie.
4.1
Eiseres betoogt dat haar belang zwaarder weegt, omdat zij er financieel slecht voor staat. Zo heeft de kerk in 2020 en 2021 maandenlang geen bijeenkomsten gehad vanwege de coronacrisis. De inkomsten daalden daarom in 2020 met 40% en in 2021 met 30% ten opzichte van de periode voor corona. Als gevolg van deze financiële situatie dreigt leegstand van de pastoriewoning en het kerkgebouw. Als de pastoriewoning aan particuliere huurders mag worden verhuurd, dan kan er in 2022 meer geld worden gereserveerd voor de kosten van eiseres.
4.2
De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat zij zonder de verhuur van de pastoriewoning aan particulieren in haar bestaan wordt bedreigd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder aan de belangen van eiseres niet een zodanige betekenis heeft hoeven toekennen dat deze prevaleren boven het door verweerder gestelde belang om niet af te wijken van het bestemmingsplan.
5. Op de zitting hebben partijen besproken welke woonvormen onder de bestemming ‘Maatschappelijk - 2’ zouden kunnen vallen. Eiseres heeft in dit kader de wens geuit om de pastoriewoning aan een conciërge te verhuren. Ook heeft eiseres aangegeven dat met een afdeling van verweerder gesprekken zijn gevoerd over het huisvesten van kwetsbare jongeren. Gelet hierop heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek te schorsen zodat verweerder kan bekijken wat de stand van zaken is van het contact tussen eiseres en verweerder ten aanzien van de huisvesting van kwetsbare jongeren en of daarbij ook sprake zou zijn van wonen. Verder is verweerder in de gelegenheid gesteld te beschrijven of het binnen de maatschappelijke bestemming past om de conciërge van de kerk in de pastoriewoning te laten wonen.
6.1
Omdat de aanvraag enkel ziet op gebruik van de pastoriewoning in strijd met het bestemmingsplan voor woningverhuur aan particulieren, kan de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geven over de vraag welke gebruiksmogelijkheden van de pastoriewoning onder de huidige bestemming zouden kunnen vallen. Dit valt namelijk buiten de omvang van het geding.
6.2
De rechtbank merkt in dit kader op dat verweerder wel heeft aangegeven dat onder strikte voorwaarden het verblijf van een conciërge in de pastoriewoning binnen de bestemming maatschappelijk zou kunnen vallen. Als voorwaarden noemt verweerder onder meer dat de conciërge een arbeidsrechtelijke relatie heeft met eiseres en dat het werk van de conciërge onder andere dient te bestaan uit het onderhoud van de kerk en het voorbereiden van kerkdiensten. Nu eiseres hierop niet nader heeft gereageerd, anders dan door de vraag te stellen waarop dit is gebaseerd, neemt de rechtbank aan dat eiseres hiermee voldoende uit de voeten kan.
6.3
Wat betreft het huisvesten van kwetsbare jongeren verschillen partijen nog van mening of dit binnen de maatschappelijke bestemming zou kunnen vallen. De rechtbank moedigt partijen aan om met elkaar in overleg te treden over de mogelijkheden om binnen de huidige bestemming de pastoriewoning voor dit maatschappelijke doel te verhuren..

Conclusie

7. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.1 tot en met 4.2, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het gebruik van de pastoriewoning voor woningverhuur aan particulieren heeft kunnen weigeren.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.