ECLI:NL:RBDHA:2022:12447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
C/09/637292 / JE RK 22-2250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van een voogdijpupil

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, naar aanleiding van de ernstige gedragsproblemen van de minderjarige, die op 3 november 2022 in een gesloten accommodatie was gehoord. De ouders van de minderjarige zijn ontheven van het gezag en de voogdij berust bij de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gezinshuisouders de veiligheid van de minderjarige niet langer kunnen waarborgen en dat er geen passende vervolgplek beschikbaar is op korte termijn. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, van 10 november 2022 tot 10 mei 2023, om de minderjarige in de gesloten accommodatie te laten verblijven. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft ook overwogen dat er veel inspanningen worden geleverd om een geschikte vervolgplek te vinden en dat een tussentijdse zitting op dit moment niet in het belang van de minderjarige is.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637292 / JE RK 22-2250
Datum uitspraak: 8 november 2022

Beschikking van de kinderrechter

Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van een voogdijpupil

in de zaak naar aanleiding van het op 28 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. V.C.D. Klaassen, gevestigd te ’s-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] en [de vrouw] ,

hierna gezamenlijk te noemen: de gezinshuisouders.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 7 november 2022 van een gedragswetenschapper, zoals bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Op 8 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren op locatie, te weten in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp Schakenbosch te Leidschendam, behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de heer [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de gezinshuismoeder;
- de advocaat van [minderjarige] .
[minderjarige] is op 3 november 2022 op locatie, te weten in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp van [verblijfplaats 1] , via Teams door de kinderrechter gehoord.
De gezinshuisvader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

- Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 oktober 2013 zijn de ouders van [minderjarige] ontheven van het gezag en is tot voogdes benoemd Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, later onderdeel geworden van Samen Veilig Midden-Nederland.
- Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 30 juli 2015 is Samen Veilig Midden-Nederland van de voogdij over [minderjarige] ontslagen en is tot voogdes benoemd bovengenoemde gecertificeerde instelling.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp van [verblijfplaats 1] .
- Bij beschikking van 9 augustus 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 10 augustus 2022 tot 10 november 2022.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, blijkens het verzoekschrift en het ter zitting besprokene, als volgt gemotiveerd. De afgelopen maanden is hard geprobeerd om [minderjarige] terug naar huis te krijgen. De gezinshuisouders wilden eerst dat 1 op 1 begeleiding van Solution Support, systeemtherapie en een persoonlijkheidsonderzoek bij LUBEC ingezet zouden worden voordat [minderjarige] terug naar huis kon. 1 op 1 begeleiding verloopt naar wens, maar systeemtherapie en het persoonlijkheidsonderzoek zijn nog niet van de grond gekomen. Het persoonlijkheidsonderzoek zal eind november van start gaan en het zal ongeveer drie tot vier maanden duren totdat het afgerond is. Ondertussen zijn de gedragsproblemen bij [minderjarige] toegenomen en wordt gezien dat hij terugvalt in oud gedrag. Tijdens verlofmomenten zijn er meerdere incidenten geweest waarbij [minderjarige] zich fysiek en verbaal agressief heeft gedragen in het gezinshuis en zich dreigend heeft opgesteld. De gezinshuisouders hebben hierna besloten dat het perspectief van [minderjarige] niet meer bij hen ligt, omdat zij de veiligheid van [minderjarige] en de rest van de bewoners niet langer kunnen waarborgen. Deze beslissing lijkt bij [minderjarige] een bepaalde rust teweeg hebben gebracht nu het duidelijk is dat een terugplaatsing niet meer aan de orde is. Een machtiging tot gesloten plaatsing is nog steeds aangewezen. De komende tijd is het van belang dat het persoonlijkheidsonderzoek van start gaat. Daarin moet worden bekeken wat voor behandeling [minderjarige] nodig heeft en moet een passende vervolgplek gezocht worden. Omdat er al veel inspanningen worden geleverd om een passende vervolgplek te vinden voor [minderjarige] en het onderzoek nog moet worden afgerond, heeft een tussentijdse zitting volgens de gecertificeerde instelling geen toegevoegde waarde.
Door en namens [minderjarige] is verzocht de machtiging tot gesloten plaatsing te verlenen voor een kortere duur, te weten drie maanden, en voor het overige aan te houden. Zo kan een vinger aan de pols worden gehouden ten aanzien van de vervolgplek van [minderjarige] en mogelijk gekeken worden naar alternatieve oplossingen.
De gezinshuismoeder heeft ingestemd met het verzochte. Hoewel het perspectief van [minderjarige] niet meer bij de gezinshuisouders ligt, proberen zij zo veel mogelijk betrokken te blijven bij [minderjarige] . Voor nu is het belangrijk dat [minderjarige] behandeling krijgt en dat aan de hand daarvan gekeken wordt wat voor plek het beste bij hem past. Het is zonde van de tijd en de moeite om hem bij allerlei verschillende instanties aan te melden, zonder goed voor ogen te hebben wat hij precies nodig heeft. Daarnaast zal een tussentijdse zitting geen meerwaarde hebben nu dit onnodige spanningen met zich mee gaat brengen.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de gezinshuisvader niet bereid is zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de voogdij over [minderjarige] berust bij de gecertificeerde instelling. Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid, onder b, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Ondanks de ingezette hulpverlening de afgelopen maanden is het niet gelukt om [minderjarige] terug te plaatsen bij de gezinshuisouders. Vanwege de aanhoudende gedragsproblemen bij [minderjarige] kunnen de gezinshuisouders de veiligheid van [minderjarige] niet langer waarborgen. Het perspectief van [minderjarige] ligt daarom niet meer bij de gezinshuisouders. De komende tijd is het van belang dat het persoonlijkheidsonderzoek bij LUBEC opgestart wordt zodat onderzocht kan worden welke behandeling het beste bij [minderjarige] past. Aan de hand daarvan kan gekeken worden naar een passende vervolgplek. Tot aan de overplaatsing naar een geschikte vervolgplek is het verblijf op [verblijfplaats 2] nu het meest passend voor [minderjarige] . Tussentijdse overplaatsingen zijn op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . De kinderrechter zal daarom de machtiging tot gesloten plaatsing toewijzen. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de machtiging voor kortere duur te verlenen, omdat er veel tijd en inspanning gemoeid zal zijn om een passende vervolgplek voor [minderjarige] te vinden en zij er vertrouwen in heeft dat de gecertificeerde instelling voortvarend te werk zal gaan.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 10 november 2022 tot 10 mei 2023;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.W.E. van Reisen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.