ECLI:NL:RBDHA:2022:1250
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheid van verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Jordaanse man, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag had afgewezen als ongegrond. Eiser stelde dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Jordanië werd bedreigd door zijn familie, die hem om die reden zou willen vermoorden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig achtte, omdat eiser summier en oppervlakkig had verklaard over zijn ervaringen en relaties. De rechtbank concludeerde dat de tegenstrijdige verklaringen van eiser en zijn echtgenote, alsook de omstandigheden rondom hun vertrek naar Nederland, de geloofwaardigheid van zijn asielmotief ondermijnden.
De rechtbank overwoog verder dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat hij in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Jordanië. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.