ECLI:NL:RBDHA:2022:12546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige die in het buitenland verblijft
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder in Engeland, waardoor de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, niet meer in staat is om de ondertoezichtstelling uit te voeren. De vader van [minderjarige] heeft ingestemd met het verzoek tot opheffing, en beide ouders zijn akkoord met het verblijf van [minderjarige] in Engeland.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de feiten van de zaak. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 4 maart 2023, maar gezien de huidige situatie en het feit dat Birmingham Children’s Trust geen zorgen heeft geconstateerd over de thuissituatie van [minderjarige], heeft de kinderrechter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling op te heffen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter in tegenwoordigheid van de griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.