ECLI:NL:RBDHA:2022:12546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
C/09/637219 / JE RK 22-2240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige die in het buitenland verblijft

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder in Engeland, waardoor de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, niet meer in staat is om de ondertoezichtstelling uit te voeren. De vader van [minderjarige] heeft ingestemd met het verzoek tot opheffing, en beide ouders zijn akkoord met het verblijf van [minderjarige] in Engeland.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de feiten van de zaak. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 4 maart 2023, maar gezien de huidige situatie en het feit dat Birmingham Children’s Trust geen zorgen heeft geconstateerd over de thuissituatie van [minderjarige], heeft de kinderrechter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling op te heffen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter in tegenwoordigheid van de griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637219 / JE RK 22-2240
Datum uitspraak: 10 november 2022

Beschikking van de kinderrechter

Opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 27 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
Op 10 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- De vader is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder in Engeland.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 maart 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 25 maart 2022 tot 4 maart 2023, alsmede machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 4 maart 2022 tot 4 maart 2023.

Verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] heeft aan het einde van zijn vakantie bij de moeder in Engeland aangegeven niet meer terug te willen naar Nederland. Beide ouders stemmen in met het verblijf van [minderjarige] in Engeland. De gecertificeerde instelling heeft via de Centrale Autoriteit contact opgenomen met Birmingham Children’s Trust en de bestaande zorgen over [minderjarige] uitgelegd. Birmingham Children’s Trust is vervolgens op huisbezoek gegaan en stelt dat er geen zorgen zijn gezien in de thuissituatie en dat er ook geen zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder. Nu de gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling niet meer kan uitvoeren, dient deze te worden opgeheven.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader heeft aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] bij de moeder en dat zij veel contact met elkaar hebben.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling thans niet meer aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
[minderjarige] woont niet meer in Nederland, maar in Engeland, waardoor de gecertificeerde instelling niet in staat is uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Daarbij heeft er een huisbezoek plaatsgevonden door Birmingham Children’s Trust en hebben zij geen aanleiding gezien voor hun inmenging. Verder zijn zij op de hoogte van de zorgen die er in Nederland waren over de ontwikkeling van [minderjarige] . Mocht er in de toekomst hulpverlening noodzakelijk zijn, dan kan dat in Engeland geregeld worden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.