ECLI:NL:RBDHA:2022:12551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
SGR 21/5995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser, die als algemeen medewerker ijzerwerker scheepsbouw werkte, had zich op 29 maart 2019 ziekgemeld vanwege fysieke klachten. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV op 4 februari 2021 zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit ongegrond in een besluit op 6 augustus 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser beperkt was door een cerebrovasculaire aandoening en had een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Eiser betwistte de juistheid van deze beoordeling en voerde aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zijn beperkingen niet correct waren ingeschat.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser op 26 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de aanvraag voor de WIA-uitkering terecht was afgewezen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een WIA-uitkering. De rechtbank wees ook het verzoek om een onafhankelijke medische deskundige te benoemen af, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5995

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: G. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

Met het besluit van 4 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 6 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op een online-zitting op 3 november 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als algemeen medewerker ijzerwerker scheepsbouw via uitzendbureau [B.V.] voor 15,94 uur per week. Hij heeft zich op 29 maart 2019 wegens fysieke klachten ziekgemeld voor dit werk. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Het ziekengeld is gecontinueerd na een medisch en arbeidskundig onderzoek in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb).
2. Op 14 december 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 26 maart 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 17 januari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser zijn eigen werk als algemeen medewerker ijzerwerker scheepsbouw niet meer kan verrichten, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze drie functies 67,84% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 32,16%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser stelt dat hij geen enkele vorm van werk kan verrichten. Hij vindt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en zijn belastbaarheid is niet juist ingeschat. Hij vermeldt dat hij een herseninfarct heeft gehad, dat hij last heeft van pijn in de benen, vermoeidheid en last heeft van zijn rechterhand. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij op 26 maart 2021 al kampte met pijn in zijn benen (etalagebenen) en dat die klachten sindsdien alleen maar erger geworden zijn. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit niet geloofde, heeft eiser zich via zijn huisarts laten doorverwijzen naar de specialist. Deze heeft bevestigd dat zijn aderen zijn dichtgeslibd. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft eiser een brief van zijn huisarts van 7 april 2022 overgelegd. Daarnaast heeft eiser op 24 oktober 2022 diverse aanvullende medische stukken ingediend
.Hij verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen die zijn (mate van) arbeidsongeschiktheid kan beoordelen.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 26 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en om die reden geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 26 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 26 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 30 juli 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting via een videoverbinding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser, namelijk zijn fysieke klachten na het doorgemaakte herseninfarct, vermoeidheid, hoge bloeddruk en psychische klachten, de eigen bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkt is door een cerebro vasculaire aandoening. In de FML van 17 januari 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en werktijden. Volgens de verzekeringsarts zijn eisers beperkingen niet anders dan zoals vastgesteld tijdens de EZWb en zij heeft die FML overgenomen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat geen sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden en dat de beperkingen, die eerder bij de EZWb zijn vastgesteld, in lijn zijn met de beperkingen die de primaire verzekeringsarts na onderzoek heeft vastgesteld. Er is geen sprake van een verbeterde medische situatie en de verzekeringsarts geeft aan dat een verbetering ook niet te verwachten valt. In de bezwaarfase zijn geen nieuwe medische feiten of omstandigheden naar voren gekomen. Dit afwegende komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie dat de belastbaarheid van eiser zoals door de verzekeringsarts is weergegeven in de FML van 17 januari 2021 juist is vastgesteld.
14. Eiser voert aan dat hij niet in staat is tot enige vorm van arbeid en dus volledig arbeidsongeschikt is. Hij vindt dat zijn belastbaarheid onjuist is vastgesteld. Door een herseninfarct heeft eiser onder meer last van vermoeidheidsklachten, pijn in zijn benen en heeft hij soms geen controle over zijn rechterhand. Ter zitting noemt eiser de klachten aan zijn benen ‘etalagebenen’ die zijn ontstaan na zijn hersenbloeding. Er is verkalking van de aders opgetreden door een te hoog calciumgehalte in zijn bloed. Hierdoor ondervindt hij veel problemen met lopen en heeft hij de pijnklachten aan zijn benen. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke medische deskundige te benoemen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat geen sprake is van een opname van eiser, dat hij ADL-zelfstandig is en dat hij geen ernstige psychiatrische stoornis heeft in drie sferen, zodat eiser niet voldoet aan de criteria van geen benutbare mogelijkheden. Eiser heeft deze motivering niet betwist. Aan zijn enkele blote stelling dat hij niet in staat is tot enige vorm van arbeid en dus volledig arbeidsongeschikt is, kan dan ook geen betekenis worden gegeven. Er is terecht een FML opgesteld.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder voldoende uitgelegd waarom de FML van 17 januari 2021 tegemoet komt aan de bij eiser vastgestelde medisch geobjectiveerde klachten en dat de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 2 augustus 2022 toegelicht waarom uit de brief van de huisarts van 7 april 2022 geen nieuwe medische gegevens volgen geldig op of omstreeks 26 maart 2021. Dat eiser last heeft van vaatproblemen was reeds bekend. Er was op de 26 maart 2021 geen sprake van een doorverwijzing naar een vaatchirurg en de huisarts gaat verder niet in op de aard van de vaatproblemen. Ook was zowel bij het primaire onderzoek door de verzekeringsarts als tijdens het onderzoek in bezwaar bekend dat eiser een herseninfarct heeft doorgemaakt op 30 oktober 2019.
17. Ook de medische informatie die eiser op 24 oktober 2022 heeft ingediend werpt hier geen andere blik op. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in zijn rapport van 2 november 2022 voldoende dat de informatie van de vaatchirurg niet bij de beoordeling betrokken hoeft te worden, omdat deze niet ziet op 26 maart 2021. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij de vaatchirurg juist bezocht heeft om zijn klachten aan zijn benen, die volgens hem dus ook al in die mate bestonden op 26 maart 2021, medisch te kunnen onderbouwen. Volgens het UWV zijn de verzekeringsartsen al ingegaan op de klachten aan de benen. In het rapport van 17 januari 2021 worden de problemen, die eiser ervaart met lopen, benoemd. De huisarts, die deze klachten had onderzocht, meende dat eiser niet naar een vaatchirurg hoefde te gaan. Het advies was toen om in beweging te blijven en op termijn een controleafspraak te maken. In november 2020 was er een telefonische controle geweest en eiser hoefde pas weer over zes maanden op controle te verschijnen. Volgens de verzekeringsarts toonde aanvullend onderzoek geen vernauwing in de vaten. Volgens het UWV volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat op 26 maart 2021 de klachten dusdanig waren dat eiser niet zou kunnen werken. De rechtbank stelt vast dat de brief van de vaatchirurg, waarin volgens eiser staat dat er sprake is van een dusdanige vaatproblematiek waardoor hij pijn heeft aan zijn benen en niet of nauwelijks meer kan lopen, dateert van ruim na 26 maart 2021. In beginsel rechtvaardigt dat het vermoeden dat de in deze brief gerapporteerde medische feiten ook dateren van na 26 maart 2021. Dat zou anders kunnen zijn als uit deze gegevens blijkt dat de hierin gerapporteerde ernst en mate van de klachten ook al speelde op 26 maart 2021. Dat is echter niet aannemelijk geworden. Vast staat dat deze klachten, zoals deze qua ernst en mate speelden omstreeks 26 maart 2021, zijn benoemd en betrokken bij de medische beoordeling. Dat deze klachten door de verzekeringsartsen hiermee zijn onderschat, heeft eiser dus niet aannemelijk gemaakt. De overige medische informatie ziet op het herseninfarct van eiser en dat is zoals gezegd al bekend en betrokken bij de beoordeling.
18. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser onvoldoende heeft weerlegd dat hij meer beperkt is dan is aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser meer klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
19
.Dat eiser vindt dat de rechtbank een onafhankelijke medisch deskundige moet benoemen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen daarom af.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen reden om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. Eiser moet op 26 maart 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 17 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen zoals verwoord in de FML van 17 januari 2021 ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige heeft in de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de drie voor eiser geduide functies geen overschrijdingen opleveren van zijn belastbaarheid. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij tot geen enkel werk in staat is (en dus – zo begrijpt de rechtbank – ook niet de geduide functies) is in feite gericht tegen de in de FML van 17 januari 2021 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank onder punt 20 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid te twijfelen.
22. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser op de datum in geding met de middelste van de geduide functies 67,84% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als algemeen medewerker ijzerwerker scheepsbouw zodat eiser voor de overige 32,16% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht afgewezen.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 november 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.