Wat vindt de rechtbank
7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 26 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 30 juli 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting via een videoverbinding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser, namelijk zijn fysieke klachten na het doorgemaakte herseninfarct, vermoeidheid, hoge bloeddruk en psychische klachten, de eigen bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkt is door een cerebro vasculaire aandoening. In de FML van 17 januari 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en werktijden. Volgens de verzekeringsarts zijn eisers beperkingen niet anders dan zoals vastgesteld tijdens de EZWb en zij heeft die FML overgenomen.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat geen sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden en dat de beperkingen, die eerder bij de EZWb zijn vastgesteld, in lijn zijn met de beperkingen die de primaire verzekeringsarts na onderzoek heeft vastgesteld. Er is geen sprake van een verbeterde medische situatie en de verzekeringsarts geeft aan dat een verbetering ook niet te verwachten valt. In de bezwaarfase zijn geen nieuwe medische feiten of omstandigheden naar voren gekomen. Dit afwegende komt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie dat de belastbaarheid van eiser zoals door de verzekeringsarts is weergegeven in de FML van 17 januari 2021 juist is vastgesteld.
14. Eiser voert aan dat hij niet in staat is tot enige vorm van arbeid en dus volledig arbeidsongeschikt is. Hij vindt dat zijn belastbaarheid onjuist is vastgesteld. Door een herseninfarct heeft eiser onder meer last van vermoeidheidsklachten, pijn in zijn benen en heeft hij soms geen controle over zijn rechterhand. Ter zitting noemt eiser de klachten aan zijn benen ‘etalagebenen’ die zijn ontstaan na zijn hersenbloeding. Er is verkalking van de aders opgetreden door een te hoog calciumgehalte in zijn bloed. Hierdoor ondervindt hij veel problemen met lopen en heeft hij de pijnklachten aan zijn benen. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke medische deskundige te benoemen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat geen sprake is van een opname van eiser, dat hij ADL-zelfstandig is en dat hij geen ernstige psychiatrische stoornis heeft in drie sferen, zodat eiser niet voldoet aan de criteria van geen benutbare mogelijkheden. Eiser heeft deze motivering niet betwist. Aan zijn enkele blote stelling dat hij niet in staat is tot enige vorm van arbeid en dus volledig arbeidsongeschikt is, kan dan ook geen betekenis worden gegeven. Er is terecht een FML opgesteld.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder voldoende uitgelegd waarom de FML van 17 januari 2021 tegemoet komt aan de bij eiser vastgestelde medisch geobjectiveerde klachten en dat de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 2 augustus 2022 toegelicht waarom uit de brief van de huisarts van 7 april 2022 geen nieuwe medische gegevens volgen geldig op of omstreeks 26 maart 2021. Dat eiser last heeft van vaatproblemen was reeds bekend. Er was op de 26 maart 2021 geen sprake van een doorverwijzing naar een vaatchirurg en de huisarts gaat verder niet in op de aard van de vaatproblemen. Ook was zowel bij het primaire onderzoek door de verzekeringsarts als tijdens het onderzoek in bezwaar bekend dat eiser een herseninfarct heeft doorgemaakt op 30 oktober 2019.
17. Ook de medische informatie die eiser op 24 oktober 2022 heeft ingediend werpt hier geen andere blik op. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in zijn rapport van 2 november 2022 voldoende dat de informatie van de vaatchirurg niet bij de beoordeling betrokken hoeft te worden, omdat deze niet ziet op 26 maart 2021. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij de vaatchirurg juist bezocht heeft om zijn klachten aan zijn benen, die volgens hem dus ook al in die mate bestonden op 26 maart 2021, medisch te kunnen onderbouwen. Volgens het UWV zijn de verzekeringsartsen al ingegaan op de klachten aan de benen. In het rapport van 17 januari 2021 worden de problemen, die eiser ervaart met lopen, benoemd. De huisarts, die deze klachten had onderzocht, meende dat eiser niet naar een vaatchirurg hoefde te gaan. Het advies was toen om in beweging te blijven en op termijn een controleafspraak te maken. In november 2020 was er een telefonische controle geweest en eiser hoefde pas weer over zes maanden op controle te verschijnen. Volgens de verzekeringsarts toonde aanvullend onderzoek geen vernauwing in de vaten. Volgens het UWV volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat op 26 maart 2021 de klachten dusdanig waren dat eiser niet zou kunnen werken. De rechtbank stelt vast dat de brief van de vaatchirurg, waarin volgens eiser staat dat er sprake is van een dusdanige vaatproblematiek waardoor hij pijn heeft aan zijn benen en niet of nauwelijks meer kan lopen, dateert van ruim na 26 maart 2021. In beginsel rechtvaardigt dat het vermoeden dat de in deze brief gerapporteerde medische feiten ook dateren van na 26 maart 2021. Dat zou anders kunnen zijn als uit deze gegevens blijkt dat de hierin gerapporteerde ernst en mate van de klachten ook al speelde op 26 maart 2021. Dat is echter niet aannemelijk geworden. Vast staat dat deze klachten, zoals deze qua ernst en mate speelden omstreeks 26 maart 2021, zijn benoemd en betrokken bij de medische beoordeling. Dat deze klachten door de verzekeringsartsen hiermee zijn onderschat, heeft eiser dus niet aannemelijk gemaakt. De overige medische informatie ziet op het herseninfarct van eiser en dat is zoals gezegd al bekend en betrokken bij de beoordeling.
18. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser onvoldoende heeft weerlegd dat hij meer beperkt is dan is aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser meer klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
19
.Dat eiser vindt dat de rechtbank een onafhankelijke medisch deskundige moet benoemen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen daarom af.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen reden om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. Eiser moet op 26 maart 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 17 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen zoals verwoord in de FML van 17 januari 2021 ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige heeft in de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de drie voor eiser geduide functies geen overschrijdingen opleveren van zijn belastbaarheid. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij tot geen enkel werk in staat is (en dus – zo begrijpt de rechtbank – ook niet de geduide functies) is in feite gericht tegen de in de FML van 17 januari 2021 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank onder punt 20 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid te twijfelen.
22. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser op de datum in geding met de middelste van de geduide functies 67,84% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als algemeen medewerker ijzerwerker scheepsbouw zodat eiser voor de overige 32,16% arbeidsongeschikt is.