ECLI:NL:RBDHA:2022:12591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
NL22.19576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had bij zijn beroepschrift geen gronden van beroep ingediend, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser op 30 september 2022 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn van 7 oktober 2022. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de eisen van de Awb. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Eiser kan binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19576
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb [2] bevat het beroepschrift de gronden van beroep. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits eiser de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiser bij brief van 30 september 2022 hierop gewezen en hem in de gelegenheid gesteld om het verzuim uiterlijk te herstellen op 7 oktober 2022. Daarbij is eiser erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gronden niet binnen de gestelde termijn worden ingediend. Eiser heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijn. Niet is gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 Awb.
3. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.