ECLI:NL:RBDHA:2022:12596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
NL22.4129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf bij een meerderjarige dochter

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, van Syrische nationaliteit, tegen de afwijzing van hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] (referente)’. De aanvraag werd door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij besluit van 7 maart 2021 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 februari 2022 kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, dat op 8 juni 2022 ter zitting is behandeld. De gemachtigde van eisers, referente en haar echtgenoot waren aanwezig, terwijl verweerder met bericht van verhindering niet verscheen. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eisers. Op basis van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan van het horen worden afgezien als er geen redelijke twijfel bestaat over de uitkomst. De rechtbank concludeert dat er in dit geval wel degelijk twijfel bestaat over de afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referente, en dat een hoorzitting noodzakelijk is om de relevante vragen te stellen. De rechtbank wijst erop dat verweerder onvoldoende aandacht heeft besteed aan de verklaringen over de samenwoning en dat er meer informatie nodig is over de medische toestand van eisers.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van de uitspraak eisers en referente te horen en een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4129
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] ,

[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer] ,
hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: E. Muradyan).

Inleiding en procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] (referente)’.
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 7 maart 2021 afgewezen. Bij besluit van 11 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, referente en haar echtgenoot [B] . Als tolk is verschenen J. Alkinani. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak eisers en referente te horen en een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.

Overwegingen

Eisers zijn van Syrische nationaliteit en wensen te verblijven bij hun dochter, referente, in Nederland. Zij menen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen en referente.
Hoorplicht
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan van het horen worden afgezien als er objectief gezien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander besluit. Gelet op de overwegingen in het primaire besluit, de inhoud van het bezwaarschrift en de verklaringen van referente en eisers, is daar naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake van en kon verweerder het besluit niet kennelijk ongegrond verklaren. Verweerder zal daarom eisers en referente in de gelegenheid moeten stellen alsnog hun zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank overweegt dat niet nu al kan worden vastgesteld dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referente. De rechtbank heeft in dit kader alle door eisers overgelegde stukken en verklaringen gezien, maar een hoorzitting is bij uitstek een geschikt middel om de vragen die nog bestaan aan eisers zelf en referente voor te leggen.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in zijn besluitvorming bijvoorbeeld onvoldoende aandacht gegeven aan de verklaringen over de samenwoning. Referente heeft zowel in deze procedure als in haar asielprocedure verklaringen afgelegd hierover. Zij heeft bijvoorbeeld verklaard dat zij altijd bij eisers heeft gewoond en na haar huwelijk weliswaar een andere woning had, maar feitelijk nog altijd bij eisers verbleef. Ook heeft referente verklaard dat zij foto’s had van de samenwoning, maar dat deze tijdens haar vlucht verloren zijn gegaan. Tijdens de zitting is aangegeven dat ook de echtgenoot van referente in zijn asielprocedure verklaringen heeft afgelegd over het samenwonen met zijn schoonouders. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder ook deze verklaringen te betrekken in de huidige procedure. Daarnaast dient verweerder bijvoorbeeld ook nadere vragen te stellen over de medische toestand van eisers en of er op dat punt sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. De overgelegde verklaringen en bewijsstukken geven daar naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding voor. Nadat verweerder eisers in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, moet verweerder daarna alle relevante elementen betrekken bij zijn beoordeling en opnieuw een besluit nemen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien omdat het aan verweerder is om eisers en referente te horen en aan de hand daarvan een nieuw besluit te nemen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022 door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.