ECLI:NL:RBDHA:2022:12612
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op tijdelijke humanitaire gronden voor slachtoffer mensenhandel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op tijdelijke humanitaire gronden beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Algerije, heeft eerder in Kroatië verbleven en heeft in Nederland een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de zaak van eiser is geseponeerd en zijn aanwezigheid in Nederland niet noodzakelijk wordt geacht voor de opsporing en vervolging van mensenhandel. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de vergunning.
De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat slachtoffers van mensenhandel alleen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning als het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat hun aanwezigheid noodzakelijk is. Aangezien de zaak van eiser is geseponeerd, voldoet hij niet aan deze voorwaarde. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Kroatië, maar de rechtbank stelt dat deze argumenten al in de Dublinprocedure zijn behandeld en dat de rechtbank zich aan het eerdere oordeel moet houden.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens afgewezen. Eiser ontvangt geen vergoeding voor proceskosten, en de rechtbank wijst erop dat een hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.