In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft tegen het besluit van 4 november 2022 beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 november 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een telefonische tolk in de Franse taal werd ingeschakeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser. De staatssecretaris had verschillende zware en lichte gronden aangevoerd voor de bewaring, waaronder de illegale binnenkomst van eiser in Nederland en het niet naleven van eerdere terugkeerverplichtingen. Eiser betwistte de gronden en voerde aan dat hij in het kader van een Dublin-overdracht Nederland was binnengekomen, waardoor de zware gronden niet op hem van toepassing zouden zijn.
De rechtbank oordeelde dat de zware gronden, met name de illegale inreis en het niet opvolgen van een terugkeerbesluit, feitelijk juist waren en voldoende basis boden voor de maatregel van bewaring. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en concludeerde dat er geen onregelmatigheden waren die de maatregel onrechtmatig zouden maken. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.