Overwegingen
1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. De autoriteiten van Italië hebben niet binnen twee maanden gereageerd. Daarom staat de verantwoordelijkheid van Italië sinds
17 februari 2022 vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
2. Eiser voert aan dat verweerder de belangen van de kinderen en het recht van eiser op omgang met zijn kinderen niet kenbaar heeft meegewogen. Verweerders enkele stelling dat de (ex-)echtgenote en de minderjarige kinderen ook aan Italië worden overgedragen, vindt
eiser geen afdoende motivering. Ter zitting wijst eiser er op dat er een echtscheidingsprocedure loopt en dat het daarom niet zeker is dat zij als gezin zullen worden aangemerkt. Hiervan heeft eiser geen stukken, maar hij beroept zich op de menselijke maat. Hij vraagt verweerder te wachten met de overdracht tot de echtscheidingsprocedure is afgerond.
3. De rechtbank overweegt als volgt. In het bestreden besluit heeft verweerder meegewogen dat de kinderen van eiser ook worden overgedragen aan Italië. In die zin heeft verweerder de belangen van de kinderen meegewogen, zoals is vereist volgens artikel 6 van de Dublinverordening. De echtscheidingsprocedure loopt nog en eiser heeft deze verder niet met stukken onderbouwd. Verweerder was dan ook niet gehouden om vooruit te lopen op de toekomstige onzekerheid over de uitkomst van deze echtscheidingsprocedure. Wel merkt de rechtbank op dat de uiterste overdrachtstermijn in de zin van de Dublinverordening op
17 augustus 2022 verstrijkt, waardoor eiser nog enige tijd kan worden geboden om in Nederland zijn echtscheidingsprocedure in goede orde te regelen.
4. Eiser voert in beroep verder aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet gemotiveerd is ingegaan op zijn stelling dat uit recente informatie een beeld naar voren komt dat de situatie met betrekking tot de opvang en bescherming van asielzoekers in Italië verder is verslechterd. Eiser verwijst hiertoe naar een brief, gedateerd 22 april 2022, van
43 bladzijden, afkomstig van Vluchtelingen Werk Nederland (VWN) en gericht aan zijn gemachtigde.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd “
Tenslotte wordt gewezen op de informatie van VVN Landelijk Bureau van 22 april 2022, zie bijlage, waaruit tevens blijkt dat van een overdracht aan Italië moet worden afgezien”. Gelet op wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt mogen stellen dat eiser hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd en geïndividualiseerd hoe deze informatie betrekking heeft op zijn situatie en heeft deze algemene verwijzing naar deze brief onvoldoende mogen vinden. Onder deze omstandigheden heeft verweerder, in reactie op wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd, in het bestreden besluit mogen volstaan met het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Volgens eiser kan ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Door verschillende recente crises; Afghanistan, Oekraïne, COVID-19 en de verhoogde instroom via zee is de situatie verder verslechterd. In beroep heeft eiser in dit kader gewezen op specifieke informatie in voormelde brief van VWN van 22 april 2022. Volgens de UNHCR Italy Factsheet December 2021 van 14 februari 2022 ondervinden asielzoekers die niet over zee in Italië zijn aangekomen, met inbegrip van Dublin terugkeerders uit andere EU lidstaten, in Milaan naar verluidt moeilijkheden om toegang te krijgen tot de opvang, omdat het plaatselijke systeem de maximumcapaciteit heeft bereikt. Een bericht van InfoMigrants van 8 februari 2022 vermeldt dat sinds 1 februari 2022 een groene pas nodig is, een bewijs van inenting tegen COVID-19, om toegang te krijgen tot openbare gebouwen. De vrees is dat deze eis de mogelijkheid van sommige migranten om asiel aan te vragen in gevaar kan brengen. Volgens USDOS jaarrapport van 12 april 2022 is
er een stijging van het aantal illegale migranten dat over zee Italië is binnengekomen. De toename, samen met de vrees voor een mogelijke overdracht van COVID-19, tast het vermogen van de autoriteiten aan om huisvesting en andere diensten aan migranten en asielzoekers te verlenen. Uit de UNHCR Weekly Snapshot van 19 april 2022 volgt dat het aantal asielaanvragen in januari 2022 5.070 was ten opzichte van 3.025 in januari 2021. In 2021 werden 43.980 beslissingen in eerste aanleg gedaan in asielzaken. Tegen januari 2022 waren er in totaal 53.260 nog lopende asielaanvragen in Italië. Volgens InfoMigrants van 15 april 2022 meldt de ISMU Foundation dat in Italië in 2021 meer dan het dubbele van het aantal asielaanvragen is gedaan toen er een scherpe daling was als gevolgd van de COVID- pandemie. Een artikel van InfoMigrants van 31 maart 2022 vermeldt dat in de eerste drie maanden van 2022 naar verluidt 6.701 migranten via de Middellandse Zee in Italië zijn aangekomen. De minister van Binnenlandse Zaken Luciana Lamorgese waarschuwde dat
het aantal aankomsten zou kunnen toenemen door een voedselcrisis in de landen van vertrek als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Volgens eiser is niet alle aangehaalde informatie betrokken bij de laatste uitspraak van de ABRvS inzake Dublin-Italië en het arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens inzake M.T. tegen Nederland van 15 april 2021.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat nog steeds uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor overdrachten naar Italië. Daarbij verwijst verweerder naar de meest recente uitspraak hierover van de ABRvS van 4 mei 2022. Die uitspraak betreft volgens verweerder een ex-nunc beoordeling van de situatie in Italië en gaat over een bijzonder kwetsbaar gezin. Omdat eiser geen kwetsbaar persoon is, kan hij worden overgedragen. Verder dateert de informatie die eiser uit de brief heeft aangehaald van vóór deze uitspraak van 4 mei 2022 en het arrest van het EHRM van 26 mei 2021 (A.B. tegen Finland), Daarnaast geeft die informatie geen wezenlijk ander beeld van de situatie dan voorheen. Dat er moeilijkheden zijn in het verkrijgen van toegang tot de opvang in Milaan, het vereiste om gevaccineerd te zijn voor toegang tot aanmeldcentra of “questura” en dat de opvangcapaciteit onder druk komt te staan door verschillende crises, betekent volgens verweerder niet dat eiser als terugkerend Dublinclaimant na overdracht in een artikel 3 van het EVRM strijdige situatie terecht zal komen. Aanvullend wijst verweerder er nog op dat uit de informatie die eiser heeft aangehaald volgt dat de Italiaanse autoriteiten extra opvang en middelen beschikbaar stellen. Ook volgt niet uit die informatie dat vreemdelingen niet kunnen klagen bij voorkomende problemen, zoals gebrek aan toegang tot de asielprocedure of opvang.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië nog geldt. Weliswaar is de informatie die eiser heeft aangehaald uit de brief van VWN van 22 april 2022 niet betrokken bij de door verweerder bedoelde uitspraak van 4 mei 2022 van de ABRvS en het arrest van 26 mei 2021 van het EHRM. Niettemin mocht verweerder met de gegeven motivering eiser tegenwerpen, gelet op die specifieke informatie die eiser heeft aangehaald uit de brief van 22 april 2022, dat dit geen wezenlijk ander beeld van de situatie betreft dan voorheen.
9. Eiser voert verder aan dat uit rapporten blijkt dat de situatie na mogelijke statusverlening in Italië schrijnend is, vanwege het ontbreken van huisvestingsmogelijkheden. Daarom zou Nederland, na statusverlening, eiser weer moeten overnemen. In Nederland zou eiser onder het huidige beleid een status krijgen, daarom dient eiser in Nederland te blijven. Hierbij
wijst eiser ook op een uitspraak van het Duitse Bundesverwaltungsgericht van 17 februari 2022, waarin is geoordeeld dat statushouders niet terug kunnen naar Italië.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Het statushouderschap van eiser is een onzekere toekomstige gebeurtenis. Hoewel Syriërs in de regel in Italië als vluchteling zullen worden erkend, is het altijd mogelijk dat de asielaanvraag van eiser zal worden afgewezen. En ook als eiser wel statushouder wordt, is dit in tijd te ver verwijderd en zijn de gevolgen daarvan onzeker. Bij overdracht aan Italië zal hij eerst als asielzoeker recht hebben op opvang en voorzieningen. Uit voorgaande overwegingen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel volgt dat er in Italië geen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. In de voorzienbare toekomst is dan ook geen sprake van een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
11. Eiser voert aan dat hij, vanwege een inreisverbod dat hem voor drie jaar is opgelegd, niet kan worden overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. Het bestreden besluit ontbeert op dit punt een afdoende motivering volgens eiser.
12. Zoals verweerder heeft overwogen in het bestreden besluit hebben de Italiaanse autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het verzoek om internationale bescherming van eiser met het fictieve claimakkoord aanvaard. Verweerder mag ervan uitgaan dat Italië zich zal houden aan de internationale verplichtingen. Met dit (fictieve) akkoord hebben de Italiaanse autoriteiten ook toestemming gegeven om eiser over te dragen aan Italië en is er aldus géén sprake van een ongeoorloofde inreis in Italië. Eisers betoog dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd, volgt de rechtbank niet.
13. Daarnaast is volgens eiser bekend dat overdrachten aan Italië worden geannuleerd, omdat Italië maar 10 Dublin-terugkeerders per dag zou terugnemen uit heel Europa. Volgens eiser kan aldus worden gesteld dat er geen zicht is op overdracht aan Italië.
14. Verweerder heeft deze stelling in het bestreden besluit niet hoeven volgen. Daarbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat de termijn voor overdracht op 17 augustus 2022 verstrijkt en er nog een periode is waarin eiser kan worden overgedragen aan Italië. Het is niet al op voorhand duidelijk dat die termijn niet zal worden gehaald.
Heeft verweerder de aanvraag naar zich toe moeten trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening?
15. Eiser voert voor het eerst in beroep aan dat hij in 2017 een auto-ongeluk heeft gehad als
gevolg waarvan er nog stalen pennen in zijn arm zitten. Daarop werd hij in Italië geslagen, in het bijzijn van zijn kinderen, als gevolg waarvan hij nu medische klachten heeft ontwikkeld en medische behandeling nodig heeft. Eiser vreest in Italië weer voor mishandelingen.
16. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag aan zich te trekken. Aan de verklaringen heeft verweerder niet de waarde hoeven te hechten die eiser wenst. Deze verklaringen zijn namelijk niet objectief verifieerbaar. Daarnaast volgt niet uit het medisch dossier van eiser dat zijn medische problematiek het gevolg is van de gestelde mishandeling. Hoewel het begrijpelijk is dat eiser in Nederland behandeld wil worden aan
zijn medische klachten, is dit geen bijzondere omstandigheid die verweerder aanleiding had moeten geven de aanvraag aan zich te trekken. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.