ECLI:NL:RBDHA:2022:12678
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument EU/EER op basis van onvoldoende bewijs duurzame relatie en middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in de zaken AWB 22/3003 en AWB 22/3005, waarbij de rechtbank de beroepen van eiser en eiseres ongegrond heeft verklaard. Eiser en eiseres hadden aanvragen ingediend voor verblijfsdocumenten op basis van hun relatie, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen afgewezen. De verweerder stelde dat er onvoldoende bewijs was voor een duurzame relatie tussen eiser en eiseres, en dat niet voldaan werd aan het middelenvereiste. Eiser voerde aan dat hij voldoende bewijs had geleverd, waaronder inschrijvingen bij de gemeente en getuigenverklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat deze bewijzen niet voldoende waren om de duurzame relatie aan te tonen. De rechtbank benadrukte dat enkel samenwoning op hetzelfde adres niet automatisch betekent dat er sprake is van een affectieve relatie.
Daarnaast werd er ook gekeken naar de financiële situatie van eiseres. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikte, en dat de overgelegde gegevens niet overeenkwamen met de informatie uit Suwinet. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had gesteld dat eiser en eiseres niet hadden aangetoond dat zij aan de vereisten voldeden voor het verkrijgen van de verblijfsdocumenten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verweerder niet verplicht was om eiser en eiseres te horen in bezwaar, omdat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van hun bezwaren.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.