In deze zaak heeft verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft op 10 november 2022 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn schuldhulpverleners aanwezig waren. Verzoeker heeft een buitengerechtelijk voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarin hij een uitkering van nul procent (0%) van zijn vordering heeft aangeboden. Dit voorstel is echter niet door de meeste schuldeisers geaccepteerd, wat de rechtbank heeft doen concluderen dat er onvoldoende financiële prikkel is voor de schuldeisers om in te stemmen met het voorstel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd waarom in het buitengerechtelijk schuldregelingstraject kan worden uitgegaan van een vrij te laten bedrag volgens het VTLB-rapport. De rechtbank benadrukt dat de beslagvrije voet richtinggevend moet zijn in dergelijke voorstellen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen bewijs is geleverd dat verzoeker in aanmerking kan komen voor een saneringskrediet, wat mogelijk had geleid tot een beter onderbouwd voorstel voor de schuldeisers.
Uiteindelijk heeft de rechtbank verzoeker de gelegenheid gegeven om binnen een maand de benodigde stukken aan te leveren, waaronder een correcte verklaring zoals bedoeld in artikel 285 lid 1 onder f van de Faillissementswet. Indien deze stukken niet tijdig worden ingediend, zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 november 2022.