ECLI:NL:RBDHA:2022:12714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
NL19.17490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van biseksuele vrouw uit Venezuela wegens onvoldoende zwaarwegende redenen voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een biseksuele vrouw uit Venezuela. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van asiel, waarbij zij aanvoert dat zij te maken heeft gehad met discriminatie vanwege haar seksuele geaardheid en dat de economische en politieke situatie in Venezuela zeer slecht is. De rechtbank heeft de relevante elementen van de zaak, waaronder de identiteit, nationaliteit en de algemene situatie in Venezuela, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat hoewel de situatie voor LHBTI-personen in Venezuela zorgwekkend is, dit niet voldoende is om te concluderen dat eiseres gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging. De rechtbank volgt de verweerder in diens oordeel dat de door eiseres ondervonden discriminatie niet leidt tot een dusdanige ernstige beperking van haar bestaansmogelijkheden dat zij niet op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Eiseres heeft gewerkt en had toegang tot onderwijs en zorg, wat volgens de rechtbank aantoont dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL19.17490
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Venezolaanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. D.G. Metselaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 26 november 2018 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen en heeft verweerder aan eiseres uitstel van vertrek verleend als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000.
Op 26 juli 2019 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 29 augustus 2019 heeft verweerder ambtshalve het uitstel van vertrek beëindigd. Eiseres’ bezwaren van 23 september 2019 zijn bij besluit van 31 oktober 2019 door verweerder ongegrond verklaard. Op 21 november 2019 heeft de rechtbank het beroepschrift tegen dit besluit van 31 oktober 2019 van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op de zitting voor beide zakenheeft plaatsgevonden op 10 februari 2020. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een nieuw BMA-advies. Verweerder heeft op 5 februari 2020 en op 30 maart 2020 aanvullende BMAadviezen uitgebracht.

Het onderzoek op de zitting is voortgezet op 9 december 2021. De rechtbank heeft toen wederom besloten het onderzoek te schorsen om eiseres in de gelegenheid te stellen MRIscans en rapporten/artikelen te overleggen.
In onderhavige zaak heeft het onderzoek op de zitting verder plaatsgevonden op 23 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig [de persoon] , tolk in de Spaanse taal. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. De economische en politieke situatie in Venezuela is erg slecht. Hierdoor heeft eiseres problemen gehad vanwege de armoede, honger, werkloosheid en criminaliteit in Venezuela. Daarnaast is eiseres biseksueel en heeft als gevolg hiervan last gehad van de heersende discriminatie jegens de LHBTIgemeenschap in Venezuela. Dit resulteerde voor eiseres in gepest, gescheld, onheuse bejegening en nare blikken. Eiseres heeft weinig vertrouwen in de Venezolaanse autoriteiten als het gaat om het aanpakken van LHBTI-gerelateerde misstanden.
2. Verweerder heeft hierin de volgende relevante elementen onderscheiden:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. de algemene situatie in Venezuela;
c. betrokkene is biseksueel.
3. Verweerder heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht. De relevante elementen heeft verweerder echter niet voldoende zwaarwegend geacht voor de conclusie dat eiseres gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Volgens verweerder komt eiseres daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en evenmin op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
4. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert aan dat uit landeninformatie volgt dat LHBTI’ers in Venezuela ernstig gediscrimineerd worden. Eiseres zou hierdoor op sociaal- en maatschappelijk vlak bij terugkeer niet kunnen functioneren. Uit landeninformatie blijkt namelijk dat LHBTI’ers last hebben van geweld, worden geweerd uit bepaalde openbare ruimtes zoals winkelcentra en parken en in bepaalde sectoren en ook bij het uitdelen van voedsel worden gediscrimineerd. Aangiftes van LHBTI-misstanden worden vervolgens inadequaat opgepakt door de autoriteiten. Het voorgaande wordt verergerd door de slechte algemene situatie in Venezuela, waardoor een toestand heerst van straffeloosheid waarin mensenrechtenschendingen kunnen plaatsvinden. In het bijzonder heeft verweerder volgens eiseres incorrect beoordeeld of de autoriteiten bescherming kunnen bieden. Er moet een onderzoek plaatsvinden naar de algemene bescherming door de autoriteiten, in plaats van het enkel stellen dat het doen van aangifte mogelijk is voor eiseres. Ook is volgens eiseres sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, [3] aangezien de UNHCR [4] in mei 2019 opriep om mensen niet terug te sturen naar Venezuela. [5] De Venezolaanse overheid zou buitensporig geweld gebruiken ingeval van illegale migratie en bij het neerslaan van betogingen. Eiseres verwijst verder naar landeninformatie waaruit volgt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
Discriminatie vanwege seksuele geaardheid
5. Uit het geloofwaardig geachte asielrelaas volgt onmiskenbaar dat eiseres het niet makkelijk heeft gehad in Venezuela. Hoewel de rechtbank onderkent dat de situatie voor LHBTI in Venezuela niet goed is, is dit onvoldoende om aangemerkt te worden als verdragsvluchteling. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiseres ondervonden discriminatie geen dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor haar onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiseres heeft gewerkt en niet is gebleken dat eiseres gestopt is met werken vanwege discriminatie. In het nader gehoor verklaart eiseres juist dat het werken goed ging. [6] Eiseres is gestopt met werken omdat ze problemen kreeg met haar baas die haar uitbuitte en een niet eerlijk loon betaalde. Vervolgens heeft eiseres gewerkt in een hotel, waar zij ook geen problemen ondervond, behalve dat het hotel ver weg was. Bij haar laatste baan in Venezuela is ze gestopt omdat er geen geld meer was. Hieruit volgt niet dat eiseres niet kon werken vanwege discriminatie. Ook heeft eiseres toegang tot de universiteit gehad, had zij een woning en is niet gebleken dat zij geen toegang had tot zorg vanwege haar geaardheid. De lat om op grond van discriminatie aan te worden gemerkt als verdragsvluchteling ligt hoog. Het moet gaan om dusdanige ernstige belemmeringen in de bestaansmogelijkheden dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. [7] Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat daar bij eiseres niet van is gebleken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eiseres geen gegronde vrees bestaat voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
Artikel 15c situatie
6. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de algemene situatie in Venezuela dusdanig ernstig is dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres verwezen naar de volgende stukken:
- Jaarrapport Inter-American Commission on Human Rights (IACHR) van 2020 en 2021, p. 36;
- Freedom House 3 maart 2021, punt B3 en G1, en rapport van 28 februari 2022;
- Venezolaans Observatorium van Geweld (OVV), van 28 december 2021;
- Jaarrapport Programs Venezolano de Educación en Derechos Humanos (PROVEA), 9 maart 2021, p. 13;
- Resolutie 42/25 van UN Human Right Control van 27 september 2019;
- Mensenrechtenrapport US Department of State (USDOS) van 30 maart 2021, p. 38;
- USDOS country report on Human Rights practices: Venezuela, van 2021 van 12 april 2022;
- Artikel Insight Crime, 2 maart 2021;
- Jaarrapport van Amnesty International van 2020 en 2021/22 van 29 maart 2022;
- Rapport van International Crisis Group van 25 september 2018 en van 29 januari 2021;
- Rapport van Belgische Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van 28 april 2021, situatieschets;
- Rapport van OAS van 2 december 2020; en,
- Human Rights Watch, World Report 2022, van 13 januari 2022.
7. Eiseres wijst erop dat in deze stukken wordt vermeld dat de militarisering van de burgerveiligheid en de deelname van gewapende
colectivosaan veiligheidswerk het geweld heeft doen toenemen en bijdraagt aan een gestage toename van buitengerechtelijke executies. Ook wordt hierin beschreven dat
colectivosroutineus geweld plegen jegens burgers, in het bijzonder bij protesten tegen de overheid. Zij trachten, met steun van de overheid, stemmers te intimideren. Verder volgt uit de stukken dat onder andere
colectivosingezet werden om coronamaatregelen te handhaven. PROVEA heeft excessief gebruik van geweld bij het handhaven van de lockdown vastgelegd, waaronder willekeurige gevangenneming, mishandeling, marteling en vernederende behandeling wegens het niet-naleven van de maatregelen. Een toename van het aantal meldingen van illegale overnames van huizen en commerciële vestigingen in Venezuela tijdens de pandemie onthult de steeds groter wordende criminele portefeuille die wordt beheerd door de
colectivos.
8. Verweerder heeft in het verweerschrift beoordeeld of in Venezuela sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Bij die beoordeling heeft verweerder de door eiser genoemde stukken betrokken.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de genoemde bronnen niet volgt dat er in Venezuela sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Uit de verschillende bronnen volgt dat in Venezuela geregeld mensenrechtenschendingen voorkomen (waaronder buitengerechtelijke moorden door veiligheidsdiensten/
colectivos, martelingen en het gebruik van geweld om demonstraties te verstoren of coronamaatregelen te handhaven), dat de veiligheidssituatie daar precair en zorgelijk is, en dat sprake is van een humanitaire crisis, maar niet van een binnenlands gewapend conflict waarbij de staat of andere georganiseerde partijen elkaar met geweld bestrijden en waar burgers het slachtoffer van kunnen worden. Verder is de algemene veiligheidssituatie niet zodanig ernstig dat er aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin iedere Venezolaan het risico loopt op ernstige schade reeds door de enkele aanwezigheid in Venezuela. Hiertoe is relevant dat verweerder inzichtelijk heeft gemaakt dat uit cijfers van het OVV blijkt dat het aantal dodelijk slachtoffers de laatste jaren juist daalt en dat ook geen sprake is van een toename van geweld en buitengerechtelijke executies in de laatste jaren. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft toegelicht welke delen van de overgelegde rapporten van Amnesty International van 2021/22 en van US Department of State van 2021 relevant zijn voor de situatie van eiseres. Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat niet valt in te zien waarom de door eiseres aangestreepte alinea uit het overgelegde rapport van Human Rights Watch van 2022 relevant is in het kader van de algemene veiligheidssituatie van Venezuela, omdat dit stukje ziet op de verslechtering van de voorzieningen sinds de Covid-19 pandemie. Verweerder heeft bovendien het jaarrapport van PROVEA van 9 maart 2021 terecht niet meegenomen in zijn beoordeling omdat eiseres geen vertaling hiervan heeft overgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.AWB 19/9018 en NL19.17490.
2.Bureau Medische Advisering.
3.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
4.United Nations High Commissioner for Refugees.
5.Guidance Note on International protection considerations for Venezuela, update van 1 mei 2019.
6.Nader gehoor van 5 december 2018, p. 5.
7.Zie bijvoorbeeld overweging 5.3 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1693.