Overwegingen
1. Eiseres heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. De economische en politieke situatie in Venezuela is erg slecht. Hierdoor heeft eiseres problemen gehad vanwege de armoede, honger, werkloosheid en criminaliteit in Venezuela. Daarnaast is eiseres biseksueel en heeft als gevolg hiervan last gehad van de heersende discriminatie jegens de LHBTIgemeenschap in Venezuela. Dit resulteerde voor eiseres in gepest, gescheld, onheuse bejegening en nare blikken. Eiseres heeft weinig vertrouwen in de Venezolaanse autoriteiten als het gaat om het aanpakken van LHBTI-gerelateerde misstanden.
2. Verweerder heeft hierin de volgende relevante elementen onderscheiden:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. de algemene situatie in Venezuela;
c. betrokkene is biseksueel.
3. Verweerder heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht. De relevante elementen heeft verweerder echter niet voldoende zwaarwegend geacht voor de conclusie dat eiseres gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Volgens verweerder komt eiseres daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en evenmin op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
4. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert aan dat uit landeninformatie volgt dat LHBTI’ers in Venezuela ernstig gediscrimineerd worden. Eiseres zou hierdoor op sociaal- en maatschappelijk vlak bij terugkeer niet kunnen functioneren. Uit landeninformatie blijkt namelijk dat LHBTI’ers last hebben van geweld, worden geweerd uit bepaalde openbare ruimtes zoals winkelcentra en parken en in bepaalde sectoren en ook bij het uitdelen van voedsel worden gediscrimineerd. Aangiftes van LHBTI-misstanden worden vervolgens inadequaat opgepakt door de autoriteiten. Het voorgaande wordt verergerd door de slechte algemene situatie in Venezuela, waardoor een toestand heerst van straffeloosheid waarin mensenrechtenschendingen kunnen plaatsvinden. In het bijzonder heeft verweerder volgens eiseres incorrect beoordeeld of de autoriteiten bescherming kunnen bieden. Er moet een onderzoek plaatsvinden naar de algemene bescherming door de autoriteiten, in plaats van het enkel stellen dat het doen van aangifte mogelijk is voor eiseres. Ook is volgens eiseres sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn,aangezien de UNHCRin mei 2019 opriep om mensen niet terug te sturen naar Venezuela.De Venezolaanse overheid zou buitensporig geweld gebruiken ingeval van illegale migratie en bij het neerslaan van betogingen. Eiseres verwijst verder naar landeninformatie waaruit volgt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.
Discriminatie vanwege seksuele geaardheid
5. Uit het geloofwaardig geachte asielrelaas volgt onmiskenbaar dat eiseres het niet makkelijk heeft gehad in Venezuela. Hoewel de rechtbank onderkent dat de situatie voor LHBTI in Venezuela niet goed is, is dit onvoldoende om aangemerkt te worden als verdragsvluchteling. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiseres ondervonden discriminatie geen dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor haar onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiseres heeft gewerkt en niet is gebleken dat eiseres gestopt is met werken vanwege discriminatie. In het nader gehoor verklaart eiseres juist dat het werken goed ging.Eiseres is gestopt met werken omdat ze problemen kreeg met haar baas die haar uitbuitte en een niet eerlijk loon betaalde. Vervolgens heeft eiseres gewerkt in een hotel, waar zij ook geen problemen ondervond, behalve dat het hotel ver weg was. Bij haar laatste baan in Venezuela is ze gestopt omdat er geen geld meer was. Hieruit volgt niet dat eiseres niet kon werken vanwege discriminatie. Ook heeft eiseres toegang tot de universiteit gehad, had zij een woning en is niet gebleken dat zij geen toegang had tot zorg vanwege haar geaardheid. De lat om op grond van discriminatie aan te worden gemerkt als verdragsvluchteling ligt hoog. Het moet gaan om dusdanige ernstige belemmeringen in de bestaansmogelijkheden dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat daar bij eiseres niet van is gebleken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eiseres geen gegronde vrees bestaat voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
6. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de algemene situatie in Venezuela dusdanig ernstig is dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres verwezen naar de volgende stukken:
- Jaarrapport Inter-American Commission on Human Rights (IACHR) van 2020 en 2021, p. 36;
- Freedom House 3 maart 2021, punt B3 en G1, en rapport van 28 februari 2022;
- Venezolaans Observatorium van Geweld (OVV), van 28 december 2021;
- Jaarrapport Programs Venezolano de Educación en Derechos Humanos (PROVEA), 9 maart 2021, p. 13;
- Resolutie 42/25 van UN Human Right Control van 27 september 2019;
- Mensenrechtenrapport US Department of State (USDOS) van 30 maart 2021, p. 38;
- USDOS country report on Human Rights practices: Venezuela, van 2021 van 12 april 2022;
- Artikel Insight Crime, 2 maart 2021;
- Jaarrapport van Amnesty International van 2020 en 2021/22 van 29 maart 2022;
- Rapport van International Crisis Group van 25 september 2018 en van 29 januari 2021;
- Rapport van Belgische Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van 28 april 2021, situatieschets;
- Rapport van OAS van 2 december 2020; en,
- Human Rights Watch, World Report 2022, van 13 januari 2022.
7. Eiseres wijst erop dat in deze stukken wordt vermeld dat de militarisering van de burgerveiligheid en de deelname van gewapende
colectivosaan veiligheidswerk het geweld heeft doen toenemen en bijdraagt aan een gestage toename van buitengerechtelijke executies. Ook wordt hierin beschreven dat
colectivosroutineus geweld plegen jegens burgers, in het bijzonder bij protesten tegen de overheid. Zij trachten, met steun van de overheid, stemmers te intimideren. Verder volgt uit de stukken dat onder andere
colectivosingezet werden om coronamaatregelen te handhaven. PROVEA heeft excessief gebruik van geweld bij het handhaven van de lockdown vastgelegd, waaronder willekeurige gevangenneming, mishandeling, marteling en vernederende behandeling wegens het niet-naleven van de maatregelen. Een toename van het aantal meldingen van illegale overnames van huizen en commerciële vestigingen in Venezuela tijdens de pandemie onthult de steeds groter wordende criminele portefeuille die wordt beheerd door de
colectivos.
8. Verweerder heeft in het verweerschrift beoordeeld of in Venezuela sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Bij die beoordeling heeft verweerder de door eiser genoemde stukken betrokken.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de genoemde bronnen niet volgt dat er in Venezuela sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Uit de verschillende bronnen volgt dat in Venezuela geregeld mensenrechtenschendingen voorkomen (waaronder buitengerechtelijke moorden door veiligheidsdiensten/
colectivos, martelingen en het gebruik van geweld om demonstraties te verstoren of coronamaatregelen te handhaven), dat de veiligheidssituatie daar precair en zorgelijk is, en dat sprake is van een humanitaire crisis, maar niet van een binnenlands gewapend conflict waarbij de staat of andere georganiseerde partijen elkaar met geweld bestrijden en waar burgers het slachtoffer van kunnen worden. Verder is de algemene veiligheidssituatie niet zodanig ernstig dat er aanleiding is om aan te nemen dat sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin iedere Venezolaan het risico loopt op ernstige schade reeds door de enkele aanwezigheid in Venezuela. Hiertoe is relevant dat verweerder inzichtelijk heeft gemaakt dat uit cijfers van het OVV blijkt dat het aantal dodelijk slachtoffers de laatste jaren juist daalt en dat ook geen sprake is van een toename van geweld en buitengerechtelijke executies in de laatste jaren. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft toegelicht welke delen van de overgelegde rapporten van Amnesty International van 2021/22 en van US Department of State van 2021 relevant zijn voor de situatie van eiseres. Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat niet valt in te zien waarom de door eiseres aangestreepte alinea uit het overgelegde rapport van Human Rights Watch van 2022 relevant is in het kader van de algemene veiligheidssituatie van Venezuela, omdat dit stukje ziet op de verslechtering van de voorzieningen sinds de Covid-19 pandemie. Verweerder heeft bovendien het jaarrapport van PROVEA van 9 maart 2021 terecht niet meegenomen in zijn beoordeling omdat eiseres geen vertaling hiervan heeft overgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.