ECLI:NL:RBDHA:2022:12715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB 21 / 7290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft eiseres, een Ethiopische nationaliteit, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar opvang in de LVV, maar verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder alsnog een besluit genomen, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit niet-ontvankelijk is, omdat eiseres inmiddels opvang ontvangt. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op een bestuurlijke dwangsom, omdat verweerder te laat heeft beslist op haar bezwaar. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de toegekende dwangsom betreft en stelt deze vast op € 1.442,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 759,-. De uitspraak is gedaan op 5 juli 2022 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/7290
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 5 juli 2022 in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] , van Ethiopische nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift.
Verweerder heeft een schriftelijke reactie ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2022. Partijen zijn – met bericht – niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht
1. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vrijgesteld te worden van het betalen van griffierecht. Eiseres beschikt niet over een middel van bestaan vanwege het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende onderbouwd dat zij voldoet aan de eisen voor vrijstelling. De rechtbank stelt eiseres dan ook vrij van het betalen van griffierecht.
Ten aanzien van het beroep
2.1
Bij besluit van 5 mei 2021 is de opvang van eiseres in de LVV [1] beëindigd. Eiseres heeft op 14 juli 2021 hiertegen bezwaar gemaakt. Op 6 oktober 2021 en op 11 november 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 14 december 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
2.2
Bij besluit van 17 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder alsnog een besluit genomen en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De LVV is beëindigd omdat sprake was van een voorliggende voorziening. Eiseres is namelijk opgevangen in het AZC [2] [plaats] sinds 3 september 2021. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat eiseres met haar bezwaar niet kan bereiken dat alsnog opvang wordt geboden.
3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over beroep gelijkgesteld met een besluit, zodat daartegen op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep kan worden ingesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep mede betrekking
op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. De rechtbank ziet zich daarom ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij het voeren van deze procedure.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres opvang wil en dat zij momenteel opvang krijgt. Verweerder heeft in zijn besluit van 17 mei 2022 namelijk aangegeven dat eiseres is geplaatst in de opvanglocatie AZC [plaats] . Eiseres heeft in haar schrijven van 17 mei 2022 bevestigd dat zij verblijft in een voorziening van het COA. [3] De rechtbank overweegt verder dat eiseres in het beroepschrift of in het nadere schrijven van 17 mei 2022 niet heeft aangegeven wat zij nog wenst te bereiken met dit beroepschrift, behalve een beslissing over de proceskostenveroordeling en bestuurlijke dwangsommen. Gelet op het laatste constateert de rechtbank dat niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres omdat zij het niet eens is met de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom die is verschuldigd. Niet gebleken is dat eiseres nog een belang heeft bij het beoordelen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak wel de verschuldigdheid van verweerder van de hoogte van bestuurlijke dwangsom.
6. De rechtbank overweegt dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. Verweerder had ten tijde van het instellen van het beroep namelijk nog niet beslist op het bezwaarschrift, terwijl de wettelijke beslistermijn al was verstreken. Eiseres heeft verweerder op 6 oktober 2021 in gebreke gesteld. Op grond van artikel 4:17 van de Awb verbeurt verweerder dus vanaf 20 oktober 2021 een bestuurlijke dwangsom. Verweerder verbeurt deze dwangsom voor ten hoogste 42 dagen. Op 17 mei 2022 heeft verweerder beslist op het bezwaar. De 42 dagen waren ten tijde van het beslissen ruimschoots verstreken, zodat verweerder de maximale dwangsom van € 1.442,- aan eiseres verbeurt. Het beroep tegen het bestreden besluit voor zover gericht op het toekennen van de bestuurlijke dwangsom, is gegrond.
7. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het indienen van de nadere reactie van 17 mei 2022, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit nietontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de toegekende dwangsom;
- stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig beslissen op het bezwaar een dwangsom heeft verbeurd van in totaal € 1.442,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Landelijke Vreemdelingen Voorziening.
2.Asielzoekerscentrum.
3.Centraal orgaan opvang asielzoekers.