ECLI:NL:RBDHA:2022:12775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
NL22.23219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 5 oktober 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Op 18 november 2022 heeft verweerder de maatregel opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest voor de opheffing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 21 oktober 2022. Eiser stelde dat de maatregel niet tijdig was omgezet en dat deze vanaf 11 november 2022 onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van de asielbeschikking op 10 of 11 november 2022 correct was en dat de maatregel op 18 november 2022 tijdig was omgezet. Eiser voerde ook aan dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door al een aanvraag voor een laissez-passer in te dienen voordat de rechtsmiddelentermijn was verstreken. De rechtbank oordeelde dat dit geen onrechtmatige handeling was, aangezien er geen asielrechtelijke informatie was gedeeld met de Marokkaanse autoriteiten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23219

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop gereageerd.
Verweerder heeft op 18 november 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Verweerder heeft desgevraagd een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 21 november 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 21 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:11121) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is geweest.
Grondslag
4. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring niet tijdig is omgezet en dat de maatregel vanaf 11 november 2022 onrechtmatig is. In het vertrekgesprek van 4 november 2022 is aan eiser meegedeeld dat zijn asielaanvraag buiten behandeling is gesteld. Dit betekent dat de maatregel uiterlijk op 11 november omgezet had moeten worden, namelijk na ommekomst van de beroepstermijn van zeven dagen.
5. Op grond van artikel 3:40 van de Awb [1] treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Op grond van artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit door toezending of uitreiking daarvan. Na correcte bekendmaking gaat de rechtsmiddelentermijn van zeven dagen lopen. Aan eiser is op 4 november 2022 alleen meegedeeld dat zijn asielaanvraag buiten behandeling is gesteld. Het besluit heeft eiser toen niet ontvangen. Dit is blijkens de stukken op of rond 10/11 november 2022 gebeurd. De beroepsgrond van eiser dat de beroepstermijn van zeven dagen is gaan lopen vanaf het moment dat aan eiser tijdens het vertrekgesprek is meegedeeld dat zijn asielaanvraag bij besluit van 2 november 2022 buiten behandeling is gesteld volgt de rechtbank dan ook niet. Dat in dit gesprek eisers mogelijkheden tot het indienen van beroep en een voorlopige voorziening zijn uitgelegd maakt dit niet anders.
Nu vaststaat dat het besluit op een later moment op de correcte wijze aan eiser is uitgereikt, namelijk op 10 of 11 november 2022, heeft dit tot gevolg dat de maatregel op 18 november 2022 tijdig is omgezet door verweerder.
Laissez-passer aanvraag
6. Eiser stelt zich subsidiair op het standpunt dat verweerder onzorgvuldig en in strijd met zijn eigen beleid al een aanvraag voor een laissez-passer heeft ingediend bij de Marokkaanse vertegenwoordiging, voordat de rechtsmiddelentermijn betreffende de asielbeschikking was verstreken. Daarbij komt dat voordat eiser in samenspraak met zijn gemachtigde heeft kunnen beoordelen of het instellen van beroep en het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening zinvol is, cliënt al kenbaar was bij de Marokkaanse vertegenwoordiging zonder de mogelijkheid te hebben gehad de beschikking tegen het licht te houden en zo mogelijk voor te brengen bij de rechter.
7. Niet is gesteld noch gebleken dat verweerder asielrechtelijke informatie over eiser heeft verstrekt aan de Marokkaanse autoriteiten bij het indienen van de laissez-passer aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het enkele aanvragen van een laissez-passer en het in dat kader delen van (persoons)gegevens met de Marokkaanse autoriteiten slechts voorbereidingshandelingen heeft verricht, en geen uitzettings- of verwijderingshandelingen. De beroepsgronden op dit punt slagen dan ook niet.
Voortvarendheid
8. Uiterst subsidiair heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder de detentie van eiser onnodig lang heeft laten voortduren. Dit door de asielbeschikking van 2 november 2022 pas op 10 november 2022 aan eiser uit te reiken en kenbaar te maken aan de gemachtigde. Verweerder heeft de bewaring van eiser zonder opgaaf van redenen onterecht verlengd met ruim één week. Dit maakt de maatregel van bewaring onrechtmatig vanaf 3 november, één dag nadat het besluit op de asielaanvraag is genomen..
9. De rechtbank volgt verweerder in zijn in het verweerschrift ingenomen stelling dat deze handelswijze niet onrechtmatig is. In dit verband is van belang dat verweerder ruim binnen de termijn van artikel 59b, tweede lid van de Vw, zijn besluit heeft genomen en het besluit ook binnen deze termijn aan eiser heeft uitgereikt. De beroepsgrond dat de maatregel van bewaring onrechtmatig zou zijn doordat de asielbeschikking pas op een later moment aan eiser is uitgereikt slaagt dan ook niet.
Slotsom
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.