ECLI:NL:RBDHA:2022:12780
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, waardoor deze niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 29 maart 2022, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening samen met een andere zaak behandeld.
In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op zaaknummer NL22.4201, heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al een uitspraak is gedaan op het beroep. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op 5 april 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.