ECLI:NL:RBDHA:2022:12782
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Eritrese verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen bij besluit van 21 oktober 2022. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 21 november 2022 in Middelburg, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A.R.J. Maas, en een tolk, H. Salvatore. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.J. van den Hoogen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoekster, geboren in 1995, de Eritrese nationaliteit heeft. Tevens is er een andere zaak, NL22.21454, die op dezelfde dag is behandeld en waarin ook uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar de uitspraak in de andere zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.