ECLI:NL:RBDHA:2022:12785
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Eritrese nationaliteit hebbende man, had op 19 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker. Tijdens de zitting op 21 november 2022, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was, is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeker zijn geboortedatum in 1998 heeft opgegeven en dat hij de Eritrese nationaliteit heeft. Tevens is er een andere zaak, NL22.21343, die op dezelfde dag is behandeld, en waarin de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep van de verzoeker. Gezien de uitspraak in die andere zaak, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.