In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022 een tussenbeschikking gegeven in een procedure over gezamenlijke toegang van ouders tot hun minderjarige kind. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben een deelnameformulier ingediend voor de pilot procedure gezamenlijke toegang ouders. Tijdens de zitting op 7 november 2022 zijn de ouders verschenen, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse documenten, waaronder e-mails van de advocaten en formulieren van beide ouders.
De ouders hebben een korte relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarig kind, geboren in 2021. De moeder heeft het gezag over het kind, dat bij haar verblijft. De ouders hebben overeenstemming bereikt over enkele onderwerpen, zoals de hoofdverblijfplaats van het kind, een omgangsregeling, en kinderalimentatie. De vader heeft verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl de moeder haar zorgen over de zorgcapaciteiten van de vader heeft geuit. Beide ouders zijn momenteel in behandeling bij hulpverlening en hebben zich aangemeld voor ouderschapsbemiddeling.
De rechtbank heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader het kind wekelijks op donderdag zal zien. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader maandelijks per e-mail zal informeren over de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft de beslissing over het gezag en de definitieve omgangsregeling aangehouden tot 1 juli 2023, in afwachting van de uitkomsten van de ouderschapsbemiddeling.