ECLI:NL:RBDHA:2022:1293

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In de zaak met zaaknummer AWB 20/9543 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.A. Broersma, heeft op 23 december 2020 zijn asielaanvraag ingetrokken. Dit volgde op een terugkeerbesluit dat op 18 augustus 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Volgens artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien er een beroep is ingesteld en er onverwijlde spoed vereist is. In deze zaak heeft de rechtbank echter vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9543

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 23 december 2020 zijn asielaanvraag ingetrokken.
Bij besluit van 18 augustus 2017 (de rechtbank leest: 23 december 2020, hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een terugkeerbesluit opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [2] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep niet ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zaaknummer AWB 20/9542.