Op 6 januari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 15 februari 2022 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft verweerder verzocht om voortgangsgegevens te verstrekken, maar verweerder heeft enkel meegedeeld dat de maatregel op 10 februari 2022 is opgeheven in verband met de uitzetting. Eiser heeft aangegeven het beroep te handhaven met het oog op schadevergoeding.
De rechtbank heeft op 20 februari 2022 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een zitting niet nodig was. De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring een belastend besluit is, waardoor de bewijslast voor de rechtmatigheid van de detentie op verweerder rust. Verweerder heeft nagelaten de gevraagde inlichtingen te verstrekken, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of de voortduring van de maatregel rechtmatig was. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode van 18 januari 2022 tot en met 10 februari 2022, met een matiging van 50% van de standaardvergoeding, resulterend in een schadevergoeding van € 1.200,-.
De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 759,-. De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.