In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vreemdeling met V-nummer [V-nummer], en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had op 13 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een financiële toelage op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Deze aanvraag werd op 5 februari 2021 afgewezen, omdat eiser in detentie verbleef. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 29 november 2021 werd door de gemachtigden van beide partijen het standpunt ingenomen. Verweerder stelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat eiser sinds 16 november 2021 weer Rva-verstrekkingen ontving. De rechtbank oordeelde echter dat eiser wel degelijk belang had bij het beroep, omdat hij mogelijk recht had op een eerdere ingangsdatum van de financiële toelage.
De rechtbank overwoog dat volgens de Rva 2005 een asielzoeker een vreemdeling is wiens vrijheid niet rechtens is ontnomen. Aangezien eiser in detentie zat, was zijn vrijheid rechtens ontnomen en viel hij niet onder de categorieën vreemdelingen die recht hebben op verstrekkingen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.