ECLI:NL:RBDHA:2022:13

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van Rva-verstrekkingen aan eiser in detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vreemdeling met V-nummer [V-nummer], en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had op 13 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een financiële toelage op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Deze aanvraag werd op 5 februari 2021 afgewezen, omdat eiser in detentie verbleef. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 november 2021 werd door de gemachtigden van beide partijen het standpunt ingenomen. Verweerder stelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat eiser sinds 16 november 2021 weer Rva-verstrekkingen ontving. De rechtbank oordeelde echter dat eiser wel degelijk belang had bij het beroep, omdat hij mogelijk recht had op een eerdere ingangsdatum van de financiële toelage.

De rechtbank overwoog dat volgens de Rva 2005 een asielzoeker een vreemdeling is wiens vrijheid niet rechtens is ontnomen. Aangezien eiser in detentie zat, was zijn vrijheid rechtens ontnomen en viel hij niet onder de categorieën vreemdelingen die recht hebben op verstrekkingen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.C. Stoop),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Wieman).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser om verstrekkingen te verlenen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) afgewezen.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2021. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft op 13 januari 2021 op grond van de Rva 2005 een aanvraag ingediend om een financiële toelage van het COA.
2. Bij besluit van 5 februari 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser in de Penitentiaire Inrichting [inrichting] in [plaats] (hierna: PI) is opgenomen. Daarom heeft eiser geen recht op opvang bij het COA en zal hij ook geen financiële verstrekkingen ontvangen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet met dit besluit eens. Hij vindt dat hij wel recht heeft op een financiële toelage. Het niet toekennen hiervan heeft geen basis in de wet- of regelgeving en is daarom onrechtmatig.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ontvankelijkheid eiser
4.
Vaststaat dat eiser in de periode van 15 mei 2020 tot 13 november 2021 in detentie heeft gezeten. Vanaf 16 november 2021 verblijft eiser in de opvang en ontvangt hij Rva-verstrekkingen. Verweerder heeft zich in het verweerschrift en ter zitting primair op het standpunt gesteld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat eiser sinds 16 november 2021 weer Rva-verstrekkingen ontvangt. Daarom heeft eiser geen belang bij de uitkomst van deze procedure volgens verweerder.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser wel een belang heeft bij dit beroep. In de uitspraak van 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1617, heeft de hoogste bestuursrechter [1] overwogen dat belang bestaat bij een beoordeling van het beroep als het doel dat degene die beroep heeft ingesteld voor ogen staat ook daadwerkelijk met dit rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Belang bestaat indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij de schade daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden.
Dit leidt ertoe dat in geschillen over de periodieke verstrekking van een financiële toelage, terwijl een vreemdeling reeds deze toelage ontvangt, dan wel ontvangen heeft of nu is uitgestroomd, belang in beginsel is gegeven indien hij om een eerdere ingangsdatum verzoekt en daardoor in een gunstiger positie zou geraken.
6. Met een vernietiging van het bestreden besluit kan eiser mogelijk bereiken dat verweerder de gevraagde financiële toelage alsnog vanaf een eerdere datum verstrekt. Hiermee is zijn belang in deze procedure gegeven. Het beroep van eiser is dan ook ontvankelijk.
Afwijzing Rva-verstrekkingen
7. Volgens artikel 1, onder d, van de Rva 2005 wordt onder een asielzoeker verstaan een vreemdeling wiens vrijheid niet rechtens is ontnomen, door wie of ten behoeve van wie een eerste asielaanvraag is ingediend en wiens aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 niet binnen de procedure op het Aanmeldcentrum is afgewezen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om Rva-verstrekkingen terecht heeft afgewezen nu vaststaat dat eiser in de periode waarin hij om verstrekkingen verzocht in detentie verbleef. Daardoor valt hij niet onder de categorieën vreemdelingen genoemd in artikel 1 van de Rva 2005. Volgens dat artikel moet het gaan om een vreemdeling wiens vrijheid niet rechtens is ontnomen. Nu eiser in detentie zat, was zijn vrijheid rechtens ontnomen en valt hij niet onder artikel 1 van de Rva.
9. Het standpunt van eiser dat het bestreden besluit is gebaseerd op een onjuiste grondslag, omdat verweerder een andere motivering hanteert in het verweerschrift volgt de rechtbank niet. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangevoerd betreft de motivering in het verweerschrift geen wijziging, maar slechts een nadere toelichting.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.