ECLI:NL:RBDHA:2022:13085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
NL22.9865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
  • J.R. Froma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER op basis van een vermeende schijnrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Iraakse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER, maar deze aanvraag werd afgewezen op 1 februari 2022, met een terugkeerbesluit, omdat de staatssecretaris van mening was dat er sprake was van een schijnrelatie tussen de eiser en zijn Slowaakse referente. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 19 mei 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 11 november 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende redenen had om te concluderen dat er sprake was van een schijnrelatie, onderbouwd door acht indicatoren die in de richtsnoeren van de Europese Commissie zijn opgenomen. Eiser heeft aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van een duurzame relatie en dat de tegenstrijdige verklaringen het gevolg zijn van zijn ziekte en analfabetisme. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser niet voldoende zijn onderbouwd en dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat er geen duurzame relatie is.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat eiser en referente al uitgebreid waren gehoord in de primaire fase. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen connexiteit meer was. De rechtbank heeft beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9865 (beroep) en NL22.9867 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn – Mathijsen).

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen en een terugkeerbesluit opgelegd.
In het besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 30 mei 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door zijn begeleidster, [A] . Er is ook een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat het over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag 1] 1977 en heeft de Iraakse nationaliteit. [B] , referente, is geboren op [geboortedag 2] 1967 en heeft de Slowaakse nationaliteit.
2. Op 29 juni 2021 heeft eiser een aanvraag gedaan voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Op 11 januari 2022 zijn eiser en referente gehoord. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en een terugkeerbesluit opgelegd, omdat er volgens verweerder sprake is van een schijnrelatie. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld.
3. In het bestreden besluit voert verweerder, kort samengevat, het volgende aan. In de richtsnoeren van de Europese Commissie [1] staat dat lidstaten een reeks indicatieve criteria kunnen vaststellen die kunnen wijzen op een schijnhuwelijk. In de richtsnoeren staan ook een aantal niet-limitatieve indicatoren opgesomd die aanleiding kunnen zijn om een onderzoek in te stellen naar een mogelijk schijnhuwelijk. Volgens verweerder zijn er acht indicatoren van toepassing op eiser, waardoor er voldoende grond was om een onderzoek in te stellen. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat de tegenstrijdige verklaringen het gevolg zijn van zijn ziekte. Volgens verweerder is dat niet onderbouwd en zijn de vragen bovendien met behulp van een tolk aan eiser voorgelegd in zijn eigen taal.
Wat voert eiser aan?
4. Eiser voert, kort samengevat aan dat er wel degelijk sprake is van een duurzame relatie tussen hem en referente. Volgens eiser heeft verweerder niet kenbaar de overgelegde getuigenverklaringen bij het besluit betrokken. Deze getuigenverklaringen staven de feitelijke samenwoning, aldus eiser. Ook stelt eiser dat hij in bezwaar gehoord had moeten worden. Verder stelt eiser dat de overlegde foto’s en chatberichten niet bij het oordeel van verweerder zijn betrokken. Ten aanzien van de chatberichten voert eiser aan dat hij en zijn partner vooral communiceren met behulp van emoticons en spraakberichten, omdat hij analfabeet is. Daarnaast zijn de door verweerder gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser het gevolg van eisers ziekte en vergeetachtigheid door het verstrijken van de tijd. Sommige gebeurtenissen waar verweerder naar vroeg, vonden lang geleden plaats. Tot slot zijn de tegenstrijdigheden niet zodanig dat verweerder uit kan gaan van een schijnrelatie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen meewegen dat eiser en referente op essentiële punten tegenstrijdig hebben verklaard. Met betrekking tot het begin van de relatie heeft eiser verklaard dat hij en referente een relatie hebben sinds hun ontmoeting in augustus 2016, terwijl eiser in een politieverhoor op 4 februari 2021 stelt geen relatie te hebben en dat referente een oudere vrouw is die voor hem zorgt. Ten tweede verklaart eiser tijdens de hoorzitting met verweerder, voorafgaand aan het primaire besluit, dat referente in Den Haag ‘in de bloemen’ werkt, terwijl referente verklaart dat zij in Honselersdijk werkzaam is als logistiek medewerker. Ook verklaart referente dat eiser hiervan op de hoogte is. Ten derde heeft eiser verklaard dat hij en referente een paar maanden na hun ontmoeting gingen samenwonen, terwijl referente heeft verklaard dat zij eiser na een week in huis nam. Eisers uitleg dat de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen zijn ingegeven door zijn ziekte kan de rechtbank niet volgen, omdat eiser niet heeft uitgelegd of onderbouwd hoe zijn ziekte verband houdt met het afleggen van tegenstrijdige verklaringen.
5.1.
Ten aanzien van de aangedragen getuigenverklaringen is niet duidelijk welke getuigenverklaringen niet zouden zijn meegenomen door verweerder. De getuigenverklaringen die als aanvulling op de aanvraag zijn ingediend zijn kenbaar bij de besluitvorming betrokken. Verweerder verwijst naar deze verklaringen op bladzijde 13 van het primaire besluit en bladzijden 3 en 6 van het bestreden besluit. Voor zover eiser doelt op de getuigenverklaringen die na het beroepschrift zijn ingediend, moet worden opgemerkt dat verweerder deze niet bij het bestreden besluit had kunnen betrekken omdat ze pas na het bestreden besluit zijn aangedragen.
5.2.
Gelet op het bovenstaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat van een duurzame relatie geen sprake is.
6. Met betrekking tot de hoorplicht in de bezwaarfase heeft de hoogste bestuursrechter op 6 juli 2022 een uitspraak gedaan. [2] De vuistregel houdt in dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover met de staatssecretaris heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om hem uit te nodigen voor een hoorzitting. Als alle mee te wegen omstandigheden wijzen op een twijfelgeval, moet een vreemdeling worden gehoord.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet onterecht op het standpunt gesteld dat niet gehoord had hoeven worden. Eiser en referente zijn uitgebreid gehoord in de primaire fase. De inhoud van de nadien overgelegde stukken hoefden voor verweerder geen aanleiding te zijn om eiser en zijn referente in bezwaar opnieuw te horen.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit. [3]
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond,
- wijst het verzoek om een voorlopige voorzieningen te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort - Schoenmakers, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Mededeling betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van richtlijn 2004/38/EG.
3.Artikel 8:81 juncto artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.