ECLI:NL:RBDHA:2022:13142
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen functiewaardering en beschrijving binnen de defensieorganisatie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, de commandant Zeestrijdkrachten, tegen de functiewaardering en beschrijving van zijn functie als Hoofd Stafbureau Veiligheid en Milieu (SB V&M). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 7 juni 2021, waarin verweerder de functiebeschrijving had geactualiseerd en had vastgesteld dat deze niet leidde tot indeling in een hogere rang. In het bestreden besluit van 20 april 2022 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser gegrond, maar handhaafde de waardering van de functie op het huidige niveau zonder verhoging naar kapitein ter zee.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de functiebeschrijving in overeenstemming is met de organieke functie-inhoud en dat verweerder een ruime beleidsruimte heeft bij het vaststellen van functiewaarderingen. Eiser betoogde dat de nieuwe functiebeschrijving niet overeenkwam met de werkelijke inhoud van zijn functie en dat de medezeggenschapscommissie had moeten instemmen met de wijzigingen. De rechtbank oordeelde echter dat de aanpassing van de functiebeschrijving geen wijziging van de organisatie inhoudt en dat de medezeggenschapscommissie geen adviesrecht had in deze situatie.
De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende gemotiveerd had dat de aanpassingen in de functiebeschrijving niet leidden tot een hogere waardering. De rechtbank volgde eiser niet in zijn argumenten en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij functiewaarderingen en de beleidsruimte die bestuursorganen hebben in het bepalen van functiebeschrijvingen en waarderingen.