In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. Eiseres, een Syrische nationaliteit houdende vrouw, had op 22 december 2021 een aanvraag ingediend om bij haar gestelde echtgenoot, referent, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet aannemelijk was gemaakt. Eiseres had eerder al meerdere aanvragen ingediend, die ook waren afgewezen op basis van dezelfde argumenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgelegde documenten en verklaringen niet voldoende waren om de huwelijksrelatie aan te tonen, en dat eerdere uitspraken van de rechtbank en de Raad van State in eerdere procedures in rechte vaststonden.
De rechtbank heeft de nieuwe documenten die eiseres in deze procedure heeft overgelegd, zoals een uittreksel van de burgerlijke stand en verklaringen van referent's familieleden, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat deze documenten niet afdoen aan de eerder vastgestelde ongerijmdheden en tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat de familierechtelijke relatie niet was aangetoond. Daarom werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.