ECLI:NL:RBDHA:2022:13188
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voorlopig verblijf en vrijstelling van het middelenvereiste in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die Somalische nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, waarin zijn bezwaar tegen de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) kennelijk ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 november 2022, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.H. Steenbergen, en de staatssecretaris door mr. N. Hamzaoui.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden meerdere aanvragen voor een mvv heeft ingediend, die telkens zijn afgewezen. De huidige aanvraag betreft de derde mvv-aanvraag van de eiser, ingediend op 18 juni 2021. De staatssecretaris had deze aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuw gebleken feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de referente, de echtgenote van de eiser, die zorg draagt voor vijf jonge kinderen en in het verleden formeel was vrijgesteld van de plicht tot arbeidsinschakeling.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de eiser niet kan worden vrijgesteld van het middelenvereiste. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de door de eiser overgelegde stukken. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-, en moet het griffierecht van € 184,- worden vergoed.