ECLI:NL:RBDHA:2022:13277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
NL22.21669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van vrees voor eerwraak en onvoldoende onderbouwing van de situatie in Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw geboren in 1980, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zij vreest voor eerwraak door haar familie in Irak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 18 oktober 2022 afgewezen, omdat de vrees van eiseres niet aannemelijk werd geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 november 2022 heeft eiseres haar situatie toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Eiseres heeft verklaard dat zij onder druk is gezet om te trouwen, maar dit weigert omdat zij geen maagd meer is. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres als geloofwaardig beoordeeld, maar vond de vrees voor eerwraak niet voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak daadwerkelijk in gevaar is.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als alleenstaande vrouw, omdat zij nog contact heeft met haar ouders en andere familieleden in Irak. De rechtbank concludeert dat er geen reëel en voorzienbaar risico is dat eiseres bij terugkeer aan een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling zal worden onderworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21669

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Midden).

ProcesverloopBij besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.H.H. Alnima. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1980 en heeft de Iraakse nationaliteit. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij door haar familie onder druk is gezet om te trouwen, maar dat zij dit weigert, omdat zij geen maagd meer is. Zij vreest dat zij bij terugkeer naar Irak door haar familie, haar stam of een echtgenoot gedood zal worden wanneer na haar huwelijk zal blijken dat zij geen maagd meer is.
2. Verweerder heeft de volgende elementen relevant geacht:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiseres wordt door haar familie onder druk gezet om te trouwen, maar zij weigert dit omdat zij geen maagd meer is. Zij heeft van februari 2009 tot juni 2010 een relatie gehad waarvan niemand op de hoogte is;
eiseres heeft in 2005 problemen ondervonden vanwege haar soennitische en Koerdische afkomst. Eiseres en haar familie werden uitgemaakt voor Arabieren en hadden last van pesterijen.
Verweerder heeft de drie relevante elementen geloofwaardig geacht, maar acht de vrees van eiseres dat zij bij terugkeer naar Irak door haar familie, haar stam of een echtgenoot verstoten, gefolterd of gedood zal worden, wanneer na een huwelijk zal blijken dat zij geen maagd meer is, niet aannemelijk. Verweerder vindt de geloofwaardig geachte verklaringen van eiseres onvoldoende zwaarwegend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgedaan als ongegrond [1] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij verzoekt allereerst hetgeen in de zienswijze naar voren is gebracht in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft de druk om te trouwen ten onrechte onvoldoende geacht om haar een verblijfsvergunning te verlenen. Verder heeft verweerder daarbij onvoldoende rekening gehouden met haar etnische afkomst. Gelet op de overgelegde documenten had verweerder ook nader onderzoek moeten doen naar de positie van vrouwen in Irak. Zij valt als alleenstaande vrouw onder het speciaal daarvoor geldende beleid. Verweerder had dit punt als relevant element moeten aanmerken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verzoek om zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen
4. Het verzoek van eiseres om wat in haar zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt niet gehonoreerd. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiseres in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover zij in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. [2]
De aannemelijkheid van eerwraak
5. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak door haar familie, haar stam of een echtgenoot verstoten, gefolterd of gedood zal worden wanneer na een huwelijk zal blijken dat zij geen maagd meer is.
5.1.
Allereerst heeft verweerder er op kunnen wijzen dat de passages van het boek [3] waar eiseres naar verwijst niet zien op haar persoonlijk en dat deze passages geen verklaring geven voor haar eigen situatie. Dat er eerwraak voorkomt in Irak, maakt niet per definitie dat dit lot eiseres staat te wachten bij terugkeer naar Irak. Dit blijkt ook wel uit de eigen verklaringen van eiseres. Zo heeft eiseres al meerdere huwelijksaanzoeken afgewezen [4] en niet is gebleken dat dit voor haar problemen heeft opgeleverd. Verder heeft eiseres niet geconcretiseerd waaruit de dwang voor uithuwelijking bestaat vanuit haar familie. Hoewel verweerder begrijpt dat eiseres een zekere mate van dwang heeft ervaren, heeft verweerder het enkele gevoel van druk onvoldoende mogen vinden. Eiseres kan ook geen specifieke aanleiding noemen die ertoe heeft geleid dat zij is gevlucht, anders dan dat zij in het algemeen druk voelde om te trouwen. [5] Eiseres verklaart verder in algemene termen ‘u weet hoe onze gebruiken zijn’. Hiervan heeft verweerder mogen vinden dat deze verklaringen onvoldoende zijn om aannemelijk te maken dat haar familie streng aan deze gebruiken vasthoudt. Tot slot is niet gebleken dat zij in de toekomst geen mogelijkheid heeft tot weigering of dat zij zelf een man zou kunnen kiezen. De vrees van eiseres om vermoord te worden is gebaseerd op een onzekere toekomstige gebeurtenis, die geen steun vindt in de ervaringen uit het verleden. Eiseres heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. De rechtbank concludeert dat er voor eiseres geen sprake is van een reëel en voorzienbaar risico dat juist eiseres bij terugkeer naar haar land zal worden onderworpen aan een door artikel 3 van het EVRM [6] verboden behandeling.
5.2.
Het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte niet aan het beleid voor alleenstaande vrouwen [7] heeft getoetst, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt daarbij voorop dat eiseres dit eerst in beroep heeft aangevoerd. Het is verder aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij is aan te merken als alleenstaande vrouw. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder acht hierbij van belang dat eiseres tot haar vertrek bij haar ouders heeft gewoond en dat zij heeft verklaard dat zij nog contact heeft met haar ouders en andere familieleden in Irak. Van een alleenstaande vrouw als bedoeld in het beleid is daarom geen sprake. Ook de stelling van eiseres dat zij niet terug kan nu zij in Nederland asiel heeft aangevraagd, volgt de rechtbank niet. Zij heeft immers de reden van haar asielaanvraag niet aan haar ouders verteld.
5.3.
Gelet op het voorgaande komt eiseres niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b van de Vw.
5.4.
Ten aanzien van de vraag of eiseres een afgeleide verblijfsvergunning asiel toekomt, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aan de in artikel 29, tweede lid, van de Vw genoemde voorwaarden voldoet.
Wat is de conclusie?
6. De aanvraag is op goede gronden afgewezen als ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169.
3.D. Ghanim, The virginity trap in the Middle East , New York: Palgrave Macmillian 2015, pagina 1,2,4,5 en 7.
4.Nader gehoor, pagina 11.
5.Nader gehoor, pagina 7.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Paragraaf C7/15.4.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000.