ECLI:NL:RBDHA:2022:13277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van vrees voor eerwraak en onvoldoende onderbouwing van de situatie in Irak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw geboren in 1980, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zij vreest voor eerwraak door haar familie in Irak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 18 oktober 2022 afgewezen, omdat de vrees van eiseres niet aannemelijk werd geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 november 2022 heeft eiseres haar situatie toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Eiseres heeft verklaard dat zij onder druk is gezet om te trouwen, maar dit weigert omdat zij geen maagd meer is. De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres als geloofwaardig beoordeeld, maar vond de vrees voor eerwraak niet voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak daadwerkelijk in gevaar is.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als alleenstaande vrouw, omdat zij nog contact heeft met haar ouders en andere familieleden in Irak. De rechtbank concludeert dat er geen reëel en voorzienbaar risico is dat eiseres bij terugkeer aan een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling zal worden onderworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.