ECLI:NL:RBDHA:2022:13293

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
NL22.17566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Mongoolse eiser op grond van veilig land van herkomst en LHBTI-status

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Mongoolse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in 2015 had deelgenomen aan een demonstratie en dat hij in 2017 mishandeld was tijdens een inval in zijn woning, wat hij verbond aan zijn deelname aan de demonstratie en zijn seksuele geaardheid. Eiser voerde aan dat hij als lid van de LHBTI-gemeenschap een reëel risico loopt bij terugkeer naar Mongolië, dat door verweerder ten onrechte als veilig land van herkomst was aangemerkt.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank stelde vast dat verweerder gemotiveerd had ingegaan op de zienswijze van eiser en dat de gronden van beroep grotendeels herhalingen waren van eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank concludeerde dat Mongolië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder de uitzonderingscategorie van de LHBTI-gemeenschap valt.

De rechtbank oordeelde verder dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was, en dat verweerder geen uitstel van vertrek had hoeven verlenen op grond van de zwangerschap van de partner van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 december 2022 en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17566
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.17568, op 14 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Lunter-Tuvdenbaatar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Mongolische nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2015 heeft deelgenomen aan een demonstratie. Vervolgens is hij mishandeld tijdens een inval in zijn woning in 2017. Eiser meent dat de inval in zijn woning mogelijk te maken heeft met zijn deelname aan de demonstratie. Ook stelt eiser dat hij een voorkeur heeft voor sadistische en anale seks en hierdoor problemen zal krijgen bij terugkeer naar Mongolië.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
aanval in huis;
deelname aan een demonstratie;
betrokkene heeft een fysiek normafwijkende seksuele behoefte.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond1. Verweerder acht alle relevante elementen geloofwaardig. Mongolië is echter aangewezen als een veilig land van herkomst en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Mongolië voor hem persoonlijk niet veilig is, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn normafwijkende seksuele voorkeuren gelijk gesteld moeten worden aan een seksuele geaardheid die valt onder de uitzonderingscategorie van de LHBTI-gemeenschap.
4. Eiser voert aan dat hij door zijn seksuele geaardheid en wegens het behoren tot de LHBTI-gemeenschap, reëel risico loopt bij een terugkeer naar Mongolië. Mongolië is door verweerder ten onrechte is aangemerkt als een veilig land van herkomst. Gelet op zijn seksuele geaardheid, is Mongolië ook ten aanzien van eiser geen veilig land van herkomst nu hij onder een uitzonderingscategorie valt. Dit volgt ook uit de door eiser overgelegde rapporten2. Eiser heeft wel degelijk aannemelijk, geloofwaardig en consistent verklaard. Ook dient de combinatie van de verschillende factoren integraal te worden beoordeeld en is er onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van eiser. Verder is hem ook ten onrechte geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw verleend vanwege de zwangerschap van zijn partner, [naam 2]. Tot slot voert eiser aan dat zijn aanvraag ten onrechte is afgedaan als kennelijk ongegrond waardoor verweerder ook ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden en een inreisverbod heeft opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De beroepsgronden slagen niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op de zienswijze en dat de gronden van beroep grotendeels een herhaling zijn van wat in de zienswijze is aangevoerd.
7. Bij de meest recente herbeoordeling van 4 november 2021 is de aanwijzing van Mongolië als een veilig land van herkomst ongewijzigd voortgezet3. Daardoor geldt het algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Mongolië geen bescherming nodig hebben. Eiser stelt dat hij onder een van de in het beleid aangewezen uitzonderingscategorieën valt als gevolg van zijn seksuele geaardheid. Verweerder heeft echter in het bestreden besluit gemotiveerd overwogen waarom eiser niet kan worden aangemerkt als een persoon die onder de uitzonderingscategorie van de LHBTI- gemeenschap valt. Hetgeen eiser hierover in de gronden van beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft immers op geen enkele manier onderbouwd dat hij een LHBTI-geaardheid heeft en hoe de overgelegde rapporten van toepassing zijn op zijn individuele situatie. Daarnaast stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de aanval in eisers huis en de deelname aan een demonstratie, op zichzelf staande incidenten zijn en niet te herleiden zijn tot zijn normafwijkende seksuele voorkeuren. Eiser heeft immers verklaard dat hij niet weet door wie en waarom hij is aangevallen. Ook heeft eiser de onderlinge
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 25 augustus 22 over de positie van LHBTI- gemeenschap in Mongolië; “Trots of Schaamte? Het vervolg de nieuwe werkinstructies en de beoordeling van lhbti asielaanvragen in Nederland”, Sabine Jansen, COC Nederland van 15 juni 2022.
3 Brief van de Staatsecretaris Miniserie van Justitie en Veiligheid van 4 november 2021, nr. 3519846.
samenhang van deze verschillende elementen niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich derhalve terecht op het standpunt dat Mongolië voor eiser persoonlijk als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Er moet daarom van uit worden gegaan dat de autoriteiten bescherming bieden tegen vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM4.
8. Dat verweerder aan eiser uitstel van vertrek had dienen te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw vanwege de zwangerschap van zijn partner, wordt door de
rechtbank eveneens niet gevolgd. Uit paragraaf A3/7.3.2.6 van de Vc5 volgt dat de uitzetting per vliegtuig achterwege blijft gedurende de periode van zes weken voor tot zes weken na de bevalling. De rechtbank stelt met verweerder vast dat ten tijde van het bestreden besluit (nog) geen sprake was van voornoemde periode van zes weken en dat noch eiser, noch zijn partner een verklaring van een arts of verloskundige hebben overgelegd.
9. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 30b, eerste lid onder b van de Vw. Op grond van artikel 62 tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw heeft verweerder daarom een vertrektermijn aan eiser kunnen onthouden. Daarnaast heeft verweerder, gelet op artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, terecht een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd. Niet gebleken is van individuele omstandigheden op grond waarvan anders zou moeten worden besloten.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
4 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5 Vreemdelingencircula ire 2000.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR23434190

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.