ECLI:NL:RBDHA:2022:13293
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Mongoolse eiser op grond van veilig land van herkomst en LHBTI-status
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Mongoolse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in 2015 had deelgenomen aan een demonstratie en dat hij in 2017 mishandeld was tijdens een inval in zijn woning, wat hij verbond aan zijn deelname aan de demonstratie en zijn seksuele geaardheid. Eiser voerde aan dat hij als lid van de LHBTI-gemeenschap een reëel risico loopt bij terugkeer naar Mongolië, dat door verweerder ten onrechte als veilig land van herkomst was aangemerkt.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank stelde vast dat verweerder gemotiveerd had ingegaan op de zienswijze van eiser en dat de gronden van beroep grotendeels herhalingen waren van eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank concludeerde dat Mongolië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder de uitzonderingscategorie van de LHBTI-gemeenschap valt.
De rechtbank oordeelde verder dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was, en dat verweerder geen uitstel van vertrek had hoeven verlenen op grond van de zwangerschap van de partner van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 december 2022 en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.