In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een biseksuele vrouw van Mongoolse nationaliteit, haar asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Mongolië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, ook voor LHBTI's, en dat de biseksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig was. Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar geaardheid wel degelijk geloofwaardig was en dat Mongolië niet veilig voor haar was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft ingegaan op de zienswijze van eiseres en dat de gronden van beroep grotendeels herhalingen waren van eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had onderbouwd waarom de biseksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig was, en dat de door eiseres overgelegde rapporten niet konden afdoen aan de conclusie dat Mongolië als veilig land van herkomst geldt.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen uitstel van vertrek heeft verleend op grond van de zwangerschap van eiseres, omdat er geen medische verklaring was overgelegd en de relevante periode nog niet was ingegaan. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.