ECLI:NL:RBDHA:2022:13298
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.R. Klaver, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar asielaanvraag op 30 augustus 2022 had afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 14 oktober 2022, waar verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.17568) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien de rechtbank in die zaak al een beslissing had genomen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.