ECLI:NL:RBDHA:2022:13299
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van ongegrondverklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, afkomstig uit Mongolië, had zijn asielaanvraag ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 oktober 2022 was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.R. Klaver, en een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. I. Vugs.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.17566) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er nu een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.