ECLI:NL:RBDHA:2022:13321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling ingangsdatum IVA-uitkering en de toepassing van artikel 64 Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen Cleanlease B.V. en het UWV over de ingangsdatum van de IVA-uitkering van een ex-werkneemster. Cleanlease B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de IVA-uitkering, die door het UWV was vastgesteld op 1 januari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzonder geval is om af te wijken van de regel dat de ingangsdatum niet meer dan 52 weken voor de datum van de aanvraag voor de herbeoordeling kan worden vastgesteld, zoals bepaald in artikel 64 van de Wet WIA. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering op 1 januari 2019 is vastgesteld, en dat het beroep van Cleanlease B.V. ongegrond is. De rechtbank benadrukt dat het aan de eiseres is om gemotiveerd aan te geven waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit, en dat de verwijzing naar eerdere bezwaren niet als voldoende gemotiveerd wordt beschouwd. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de ex-werkneemster meer arbeidsbeperkt is dan vastgesteld, en dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering correct is vastgesteld. De uitspraak betekent dat Cleanlease B.V. geen gelijk krijgt en dat de gemaakte proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Cleanlease B.V., uit Koudekerk aan den Rijn, eiseres

(gemachtigde: P.S. Dijkstra),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: K.R. Groenewoud).

Procesverloop

Met het besluit van 3 juni 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan de ex-werkneemster van eiseres per 1 januari 2019 een IVA [1] -uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Met het besluit van 22 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. De ex-werkneemster van eiseres had vanaf 13 juli 2013 een WGA [2] -loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Het UWV heeft op verzoek van eiseres, van 22 maart 2021, een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster.
2. Een verzekeringsarts van het UWV heeft de ex-werkneemster onderzocht en beoordeeld wat haar arbeidsbeperkingen zijn per 1 januari 2019 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Volgens de verzekeringsarts zijn de beperkingen duurzaam van aard, nu de medische situatie van de ex-werkneemster naar verwachting niet in belangrijke mate zal veranderen. Tevens stelt de verzekeringsarts vast dat de beperkingen overeenkomen met de eerder vastgestelde beperkingen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat er een wezenlijke verbetering van de belastbaarheid van de ex-werkneemster heeft plaatsgevonden sinds 2010 (eindewachttijdbeoordeling). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV gemotiveerd dat voor de ex-werkneemster, door de combinatie van haar beperkingen, het vereiste opleidingsniveau, werkervaring en/of specifieke rijbewijs, geen functies geselecteerd kunnen worden. Omdat er hierdoor geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig is, heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster vastgesteld op 100%. Nu de ex-werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, krijgt zij per 1 januari 2019 een IVA-uitkering.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de IVA-uitkering. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van de ex-werkneemster gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de ingangsdatum van de IVA-uitkering juist vastgesteld. Hij schrijft dat als er per 13 juli 2013 een herbeoordeling had plaatsgevonden, de conclusie zou moeten zijn dat er slechts een kleine kans op verbetering van de belastbaarheid aanwezig was. Er is geen sprake van een bijzonder geval om af te wijken van de regel [3] dat de ingangsdatum niet meer dan 52 weken voor de datum van de aanvraag voor de herbeoordeling wordt vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

4. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij verwijst hierbij naar de gronden die in bezwaar zijn aangevoerd en verzoekt deze gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Volgens eiseres moet de ingangsdatum van de IVA-uitkering van de ex-werkneemster
13 juli 2013 zijn, dan wel uiterlijk 24 januari 2014. Verder is zij van mening dat de ex-werkneemster meer arbeidsbeperkt is.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is de vraag of de ex-werkneemster van eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een IVA-uitkering. De grond dat de ex-werkneemster meer arbeidsbeperkt zou zijn hoeft dan ook niet verder besproken te worden.
6. Uitsluitend is in geschil de vraag of het UWV terecht stelt dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering van de ex-werkneemster 1 januari 2019 is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering van de ex-werkneemster is gesteld op 1 januari 2019. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Op grond van artikel 64, eerste lid, van de Wet WIA stelt het UWV op aanvraag vast of recht op een uitkering ontstaat. Artikel 64, elfde en twaalfde lid van de Wet WIA beperken de terugwerkende kracht bij het alsnog toekennen van een uitkering tot 52 weken, tenzij sprake is van een bijzonder geval.
10. Op grond van het elfde lid van artikel 64 van de Wet WIA hadden de verzekeringsartsen de ingangsdatum van de IVA-uitkering van de ex-werkneemster kunnen vaststellen 52 weken voorafgaand aan de aanvraag tot herbeoordeling van 22 maart 2021. De ingangsdatum is vastgesteld op 1 januari 2019, ruim eerder dan de genoemde 52 weken. Zowel de ex-werkneemster als eiseres zijn hierdoor niet benadeeld. Vaststellen van een nog eerdere ingangsdatum van de IVA-uitkering kan alleen als sprake is van een bijzonder geval.
11. Het begrip ‘bijzonder geval’ moet volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [4] naar zijn aard restrictief worden uitgelegd. Van zo’n geval kan pas sprake zijn, als een verzekerde wat de verlate aanvraag betreft redelijkerwijs gesproken niet kan worden geacht in verzuim te zijn geweest.
12. Nu niet uit de Wet WIA voortvloeit dat het UWV, na de toekenning van een WIA-uitkering, verplicht is in bepaalde specifieke situaties, ambtshalve een herbeoordeling uit te voeren, vindt de rechtbank dat het op de weg van de ex-werkneemster of van eiseres lag om bij het UWV een beoordeling van de (volledige en duurzame) arbeidsongeschiktheid aan te vragen. De ex-werkneemster heeft dit niet gedaan, eiseres niet eerder dan op 22 maart 2021. Niet is gebleken dat eiseres daartoe niet eerder in staat was. De stukken in het dossier en de beroepsgronden van eiseres bieden daartoe geen aanknopingspunten. De rechtbank stelt bovendien vast dat eiseres niet heeft aangevoerd dat sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de IVA-uitkering met een terugwerkende kracht van meer dan 52 weken toegekend had moeten worden. Voor de rechtbank is daarom niet vast komen te staan dat sprake is van zo’n bijzonder geval.

De conclusie van de rechtbank

13. Het UWV heeft de ingangsdatum van de IVAuitkering van de ex-werkneemster van eiseres terecht bepaald op 1 januari 2019.
14. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 december 2022 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
2.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
3.Artikel 64, elfde en twaalfde lid van de Wet WIA.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1211.