ECLI:NL:RBDHA:2022:13322

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
NL22.18543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië wegens onvoldoende geloofwaardig asielrelaas en niet voldoen aan Kwalificatierichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de gestelde problemen met een persoon genaamd [A] niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn werkzaamheden als ober in een restaurant bedreigd is door [A] en dat hij om deze reden uit Somalië is gevlucht. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de door eiser aangevoerde elementen onvoldoende zwaarwegend zijn om een asielvergunning te rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de bedreigingen en de aanslag die hij heeft meegemaakt, en dat hij niet in staat was om concrete details te geven over deze gebeurtenissen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de situatie in Somalië, zoals beschreven door eiser, niet voldoet aan de hoge drempel van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, die vereist dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin willekeurig geweld zo hoog is dat iedere burger een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser dan ook afgewezen als ongegrond en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18543

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 31 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen,
A.O. Adam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 2001 en heeft de Somalische nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn werkzaamheden als ober in een restaurant problemen heeft gekregen met [A]. Hij stelt dat hij daarbij is bedreigd en dat [A] hem wil doden. Om deze reden is hij gevlucht uit Somalië.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • eiser is uitgescholden vanwege zijn etniciteit;
  • problemen met [A] vanwege zijn werkzaamheden bij een restaurant.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Dat eiser is uitgescholden vanwege zijn etniciteit acht verweerder ook geloofwaardig. Verweerder heeft de problemen met [A] vanwege zijn werkzaamheden bij een restaurant niet geloofwaardig gevonden. Hierover heeft eiser volgens verweerder vage, summiere en tegenstrijdige verklaringen gegeven. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens verweerder onvoldoende zwaarwegend om eiser een asielvergunning te verschaffen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser dan ook afgedaan als ongegrond. [1]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen met [A] ongeloofwaardig heeft geacht. Hij heeft hierover duidelijke verklaringen afgelegd. Verder is er sprake van ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), gelet op het lot dat eisers (pleeg)kinderen treft wanneer zij in Somalië blijven wonen. Tot slot voert eiser aan dat in Somalië een situatie aan de orde is in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [2] , waarin het als gevolg van willekeurig geweld zo onveilig is dat iedere burger die terugkeert naar Somalië alleen door de aanwezigheid daar al een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geen specifiek beleid gevoerd met betrekking tot de algemene veiligheidssituatie in Somalië, en Mogadishu in het bijzonder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhaling zienswijze in beroep
4. De rechtbank overweegt dat voor zover eiser in beroep niet nader heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde problemen van eiser met [A] vanwege zijn werkzaamheden bij het restaurant ongeloofwaardig kunnen vinden. Verweerder heeft eiser terecht tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over de datum van de aanslag. De stelling van eiser dat hij door zijn culturele achtergrond slecht is met het onthouden van data, doet hier niets aan af. Eiser heeft immers, ondanks dat hij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, geen aanvullingen of correcties ingediend op de gehoren. Dit komt dan ook voor eigen risico van eiser. Verder acht de rechtbank van belang dat de aanslag een grote gebeurtenis is die nog niet zo lang geleden is gebeurd. Van eiser mag dan ook worden verwacht dat hij hiervan tenminste een juist jaartal kan noemen.
5.1.
Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser vaag en summier heeft verklaard ten aanzien van de gestelde bedreigingen door [A] en de aanslag. Dat eiser op pagina 12 en 13 wel duidelijk zou hebben verklaard over de aanslag, volgt de rechtbank niet. Op pagina 12 heeft eiser slechts verklaard dat een auto met volle snelheid het restaurant binnen reed, de muur instortte en mensen wegrenden via een andere muur of deur. Ook verklaart hij nog dat het restaurant was verwoest en dat er vele doden en gewonden zijn gevallen. Eiser heeft geen authentieke gedetailleerde details gegeven over hetgeen hem is bijgebleven die dag. Ook de door eiser gegeven verklaringen zoals opgenomen op pagina 13 van het nader gehoor, heeft verweerder onvoldoende concreet en uitvoerig mogen vinden. Temeer nu eiser heeft verklaard dat hij aan het werk was in het restaurant toen de aanslag plaatsvond, waardoor hij ooggetuige was van een aanslag waarbij meerdere doden en gewonden zijn gevallen, mocht van hem worden verwacht dat hij hierover meer details kan geven.
5.2.
De door eiser in de zienswijze overgelegde informatie over de betreffende aanslag uit algemene bronnen, kunnen, gelet op de aard van de tegenwerpingen, naar het oordeel van de rechtbank de geloofwaardigheidsbeoordeling niet anders maken. Verweerder heeft namelijk niet ontkend dat er een aanslag is geweest op een restaurant en dat [A] hierbij betrokken was. Dit laat, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, echter onverlet dat eiser zijn asielrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt.
5.3.
Gelet op de hiervoor besproken tegenwerpingen heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder, gelet op het voorgaande, op goede gronden geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij valt onder één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag of bij terugkeer naar Somalië in een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] terecht zal komen.
Ernstige schade
6. Het betoog van eiser dat het begrip “ernstige schade” in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), ook ziet op het lot van zijn kinderen, volgt de rechtbank niet. Uit de bewoordingen van dit artikel volgt dat eiser aannemelijk dient te maken dat hij zelf, en dus niet zijn kinderen, een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië.
Artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn
7. In beroep heeft eiser aangevoerd dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ter onderbouwing heeft eiser verwezen een stuk van Vluchtelingenwerk van 9 september 2022.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat voor het halen van de artikel 15c Kwalificatiedrempel sprake moet zijn van een uitzonderlijk situatie, waarin de mate van willekeurig gewild in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In 2018 heeft de hoogste bestuursrechter geoordeeld dat in Somalië zo’n situatie niet aan de orde is. [4]
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het door eiser overgelegde stuk van Vluchtelingenwerk niet tot een ander oordeel, nu uit dit stuk geen wezenlijk ander veiligheidsbeeld blijkt dan de situatie in 2018. Het stuk verwijst onder andere naar het Algemeen Ambtsbericht Somalië van december 2021. Uit dit ambtsbericht blijkt weliswaar dat de algehele veiligheidssituatie fragiel is en [A] ook slachtoffers maakt onder burgers, maar dat deze aanslagen zich in het algemeen niet richten tegen willekeurige burgers en mede daardoor de drempel van artikel 15c niet wordt gehaald. Ook in de overige berichten waar het stuk van Vluchtelingenwerk naar verwijst, wordt geen wezenlijk ander beeld geschetst. De verwijzing van eiser ter zitting naar het op 14 juni 2022 verschenen “Country Guidance Somalia”-rapport van de European Union Agency for Asylum (EUAA), maakt het voorgaande niet anders. In dit rapport wordt immers geconcludeerd dat thans in geen enkele regio in Somalië sprake is van een zogenoemde 15c-situatie. De rechtbank concludeert dat verweerder dan ook geen specifieke beleid met betrekking tot de algemene veiligheidssituatie in Somalië heeft hoeven voeren.
Wat is de conclusie?
8. De aanvraag is op goede gronden afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2011/95/EU.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1664.