ECLI:NL:RBDHA:2022:13343
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 17 mei 2022, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 8 juni 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Th.H. Meeuwis, en een tolk, A.K. Omar, aanwezig was. De vertegenwoordiger van de verweerder was eveneens aanwezig. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL22.9446) die verband hield met het beroep van verzoeker. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. R.P. Stehouwer, en is openbaar gemaakt op 22 juni 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.