Overwegingen
1. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser is vals beschuldigd van seksueel contact met een jongen op school. Eiser is toen mishandeld en hij is van school gestuurd. Eiser durfde niet meer naar huis. Hij is toen met twee mensen die hij op straat tegenkwam meegegaan. Die mensen begonnen eiser wiet te laten verkopen. Op een dag kwam eiser bij een begrafenis een jongen tegen van school en die heeft eiser toen geslagen. Eiser moest toen naar het ziekenhuis. Omdat een politierapport ondertekend moest worden voordat hij behandeld kon worden in het ziekenhuis, is eiser gevlucht. De politie
was namelijk naar hem op zoek.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst; en
2. Problemen in Ghana.
Verweerder acht de verklaringen van eiser over relevant element 1 geloofwaardig. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over relevant element 2 ongeloofwaardig geacht, omdat die tegenstrijdig zijn met elkaar en vaag zijn over wat er zich heeft afgespeeld.
Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en dat daarom in zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat vreemdelingen afkomstig uit Ghana niet te vrezen hebben voor problemen welke verlening van internationale bescherming rechtvaardigen. Volgens verweerder heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat Ghana ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt of dat hij geen bescherming van de autoriteiten kan inroepen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser voert in de eerste plaats aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van relevant element 2. Volgens eiser maakt verweerder in zijn beoordeling onvoldoende onderscheid tussen feiten, vermoedens en speculatieve vergissingen. Eiser is van mening dat zijn verklaringen niet vaag en tegenstrijdig zijn, omdat de gehoormedewerker op pagina 9 onder paragraaf 8.2 ‘Nadere vraagstelling’ van het rapport Gehoor veilig land van herkomst een duidelijke samenvatting heeft kunnen gegeven van het tot dan toe vertelde asielrelaas.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het feit dat de gehoormedewerker de drie problemen die eiser in Ghana heeft ervaren heeft kunnen samenvatten, niet betekent dat daarmee eisers beantwoording van de nadere vragen dermate helder was dat het overduidelijk was waar de verklaringen over gingen. Het standpunt van verweerder dat eiser tegenstrijdig en vaag heeft verklaard, is mede gebaseerd op de beantwoording van de nadere vraagstelling tijdens het gehoor.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn problemen in Ghana. Dat de gehoormedewerker een samenvatting van het asielrelaas heeft kunnen geven, betekent niet dat verweerder niet aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn problemen in Ghana. De samenvatting van het asielrelaas zag namelijk op hetgeen eiser tot dan toe had verklaard, terwijl het standpunt van verweerder dat de verklaringen tegenstrijdig en vaag zijn mede is ingegeven vanuit de beantwoording van eiser op de nadere vragen die de gehoormedewerker na het geven van de samenvatting heeft gesteld. Daarbij staat de samenvatting die de gehoormedewerker heeft gegeven er niet aan in de weg dat de beslismedewerker de verklaringen vaag en tegenstrijdig
kan vinden. Verweerder heeft in zijn besluitvorming per onderdeel van het relevante element 2 aangegeven wat er vaag en tegenstrijdig is in de verklaringen van eiser. Hierover heeft eiser niets aangevoerd waarom dit niet zou kloppen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser heeft aangevoerd dat Ghana voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft dit duidelijk gemaakt tijdens het gehoor. Eiser heeft geen familie in Ghana. Hij kan verder niet verwachten dat hij van de Ghanese autoriteiten bescherming krijgt. Eiser wordt namelijk door de politie gezocht vanwege een commuun delict.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat Ghana in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat Ghana voor vreemdelingen met de Ghanese nationaliteit veilig is. Verweerder stelt dat Ghana ook voor eiser persoonlijk als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, omdat hij geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd over waarom dit niet zo zou zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt waarom hij geen bescherming zou kunnen ontvangen in Ghana van de autoriteiten. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gezocht door de politie. Verweerder volgt eiser dus niet in zijn betoog dat hij geen hulp en bescherming bij de autoriteiten zou kunnen krijgen bij een terugkeer naar Ghana.
9. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat Ghana in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. In geschil is of eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Ghana voor hem persoonlijk niet veilig is. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 6 heeft geoordeeld, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn problemen in Ghana tegenstrijdig en vaag zijn en daarmee niet geloofwaardig en niet overtuigend zijn. Verweerder heeft aan het voorgaande de conclusie mogen verbinden dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Ghana ten aanzien van hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
10. Eiser voert aan dat hij in aanmerking moet komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) vanwege een lopende strafzaak, waarbij hij gebruik wil maken van zijn spreekrecht als slachtoffer. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat er een pro forma zitting is geweest, maar dat hij nog niet weet wanneer de strafzaak inhoudelijk behandeld zal worden. Eiser wijst op een e-mail van het Openbaar Ministerie, waaruit blijkt dat nog niet alle rapporten die relevant zijn voor de strafzaak beschikbaar zijn. Volgens eiser kan uit die rapporten nog blijken dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64
Vw. Dit artikel schrijft voor dat uitzetting achterwege blijft indien de gezondheidstoestand van de vreemdeling dat eist. Eiser heeft in beroep niets aangevoerd over zijn medische situatie en daarmee blijft het in het bestreden besluit weergeven standpunt van verweerder hierover onbetwist. Voor zover verweerder in het bestreden besluit onder het kopje ‘Uitstel van vertrek’ ook hetgeen eiser heeft aangevoerd over de strafzaak heeft beoordeeld, merkt de rechtbank op dat het weliswaar voor de hand had gelegen dit onder de bespreking van de ‘vertrektermijn’ of het ‘inreisverbod’ te doen, maar dat verweerder desalniettemin terecht heeft bepaald dat een nadere vertrektermijn niet hoeft te worden bepaald. Enkel in het geval van mensenhandel kan de aanwezigheid van een vreemdeling noodzakelijk worden geacht waardoor deze een tijdelijke verblijfsvergunning kan krijgen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid als slachtoffer bij de zitting van de strafzaak die gaat over eisers mishandeling verplicht of noodzakelijk is. Niet is gebleken dan wel aangetoond dat eiser verplicht bij de zitting aanwezig moet zijn. Dat hij graag gebruik wil maken van zijn spreekrecht, heeft verweerder niet als reden hoeven zien om uitstel van vertrek te verlenen. Bovendien kan eiser dat wat hij op zitting zou willen verklaren nu ook al op schrift stellen of kan hij te zijner tijd op grond van artikel 66b, eerste lid, van de Vw 2000 verzoeken om tijdelijke opheffing van het inreisverbod.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
12. Eiser voert tot slot aan dat verweerder ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden en heeft bepaald dat hij onmiddellijk Nederland dient te verlaten. Ook heeft verweerder ten onrechte een inreisverbod aan eiser opgelegd voor de duur van twee jaar.
13. Zoals de rechtbank in overweging 9 heeft geoordeeld, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Ghana niet als veilig land van herkomst voor hem kan worden aangemerkt. Hieruit volgt dat verweerder de aanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw heeft kunnen afwijzen en dus een terugkeerbesluit op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw en een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw heeft kunnen opleggen.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.