ECLI:NL:RBDHA:2022:13355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22/5709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door niet tijdig beslissen door de Belastingdienst Toeslagen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst Toeslagen op haar verzoek om schadevergoeding, ingediend op 13 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder in gebreke is gesteld op 24 augustus 2022 en eiseres pas op 7 september 2022 beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en dat verweerder alsnog binnen 12 weken na de uitspraak een besluit moet nemen op het verzoek van eiseres. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100 per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, en moet hij het betaalde griffierecht van € 50 vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter G.J. Ebbeling op 15 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/5709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek van 13 januari 2022 tot vergoeding van de werkelijke schade.
Bij brief van 13 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van
24 augustus 2022 is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 7 september 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Verweerder stelt dat de dwangsomregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb in deze zaak van toepassing is, maar heeft nog geen dwangsombeschikking afgegeven. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de dwangsom vaststellen op € 1.442.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb zal de rechtbank, gezien de door verweerder naar voren gebrachte argumenten, verweerder opdragen binnen een termijn van 12 weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het verzoek te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om op voorhand te bepalen dat deze termijn wordt verlengd indien door toedoen van eiseres vertraging optreedt. Daarbij is van belang dat dit een onzekere toekomstige situatie betreft.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759, en een wegingsfactor 0,5 (licht)). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het verzoek van eiseres van 13 januari 2022;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
F.J. Leegstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.